Paragraaf 1 Flashcards

1
Q

klimaten

A

Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mediterraan klimaat

A

Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zeeklimaat

A

Klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur (’s zomers koeler, ’s winters zachter) en het hele jaar neerslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hooggebergteklimaat

A

Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10° C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hogedrukgebied

A

Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe luchten en zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

subtropische maximum

A

Hogedrukgebied (maximum) rond 30° breedte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waterdamp

A

Verdampt water (gasvormig) in de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zeestroom

A

Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stuwingsregens

A

Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

regenschaduw

A

De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

El Niño

A

Het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de Grote Oceaan extra sterk opwarmt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanlandige winden

A

Wind vanaf zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly