Pagina 2 begrippen Flashcards

1
Q

genres

A

Algemene benaming voor categorieën waarin je
kunstwerken binnen een discipline kunt indelen.
Binnen de schilderkunst zijn er in de zeventiende eeuw tientallen genres, zoals het stilleven en het portret.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

genrestuk

A

Schilderij met een tafereel uit het dagelijks leven en vaak een verborgen moralistische boodschap. Zo verwijst een vrouw aan het spinnewiel naar de deugd van huiselijkheid, verwijst een bellenblazend
kind naar de dood, en zijn jagers die vrouwen patrijzen aanbieden een toespeling op erotiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geuzenliederen

A

Liederen met nieuwe tekst op bestaande melodieën
uit de Tachtigjarige Oorlog waarin heldendaden van
de Nederlanden worden bejubeld en de tegenstanders bespot. Bijvoorbeeld: Wilhelmus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gilde

A

Samenwerkingsverband van ambachtslieden met hetzelfde beroep in een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glazenier

A

Glaskunstenaar die glas-in-loodramen of gebrandschilderde ramen maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

groepsportret

A

Zeventiende-eeuws schildergenre van een groep burgers, zoals regenten of schutters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gulden snede

A

Ideale of goddelijk genoemde verhouding tussen lengte en breedte van een object. De verhouding wordt veel toegepast in de architectuur, boekdrukkunst en beeldende kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hollands classicisme

A

Algemene stijlaanduiding voor Nederlandse architectuur die rechtstreeks is gebaseerd op voorbeelden uit de klassieke architectuur of eerdere klassiek georiënteerde stijlen, zoals de Italiaanse renaissance of Franse barok. Kenmerken zijn o.a.
symmetrie, harmonische proporties, pilastergevels
en het gebruik van natuursteen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klassieke oudheid

A

Aanduiding in de Westerse geschiedschrijving van de periode van de Griekse en Romeinse beschaving van ca. 500 voor Christus tot 500 na Christus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klavecimbel

A

Snaarinstrument met toetsen dat populair is in de barok. Via een mechaniek worden de snaren aangetokkeld als de toetsen worden ingedrukt. Bij het spelen klinken alle noten even hard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klucht

A

Komisch toneelstuk over ‘het dagelijks leven’. Het verhaal en de gesproken taal zijn vaak grof en volks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

komedie

A

Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland die
zich van de tragedie onderscheidt door de vrolijke, satirische toon, een volks karakter en vaak goede afloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly