page 8 Flashcards

1
Q

une valeur

A

een waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

l’importance

A

het belang/gewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

une préoccupation

A

een zorg/bezorgdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

la vie quotidienne

A

het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

évoluer

A

evolueren/verder ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

se marier

A

trouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fiscal

A

belasting/fiscaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le mariage civil/religeux

A

het burgelijk/kerkelijk huwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

primordial(e)

A

essentieel/fundamenteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

un couple

A

een (echt)paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

l’union libre

A

het ongehuwd samenwonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

un enfant naturel

A

een onwettig kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

une famille monoparentale

A

een eenoudergezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

confier la garde de qn á qn

A

iemand aan de zorg van iemand toevertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

l’autorité parentale

A

het ouderlijk gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

conjointement

A

gemeenschappelijk/gezamenlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

une famille recomposée

A

een samengesteld gezin/stiefgezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

le conjoint

A

de partner/echtgenoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

le PACS

A

het vgl/geregistreed partnerschap

20
Q

conclure un contrat

A

een contract sluiten

21
Q

une célibataire

A

een ongehuwde/vrijgezel

22
Q

de sexe opposé

A

van verschillend geslacht

23
Q

de même sexe

A

van gelijk geslacht

24
Q

commun

A

gezamelijk

25
une signataire
een ondergetekende
26
une aide matérielle
een hulp in de vorm van materiële goederen
27
l'heritage
de erfenis/erfdeel
28
les mœurs
de zeden
29
la discrimination
de discriminatie
30
une victime
een slachtoffer
31
notamment
met name/speciaal
32
un concubin
een levenspartner/vriend(in)
33
la maternité
het moeder worden/de bevalling
34
la taux de natalité
het geboorte cijfer
35
la fécondité
de vruchtbaarheid
36
la part
het aandeel
37
un rapport
een verhouding/relatie
38
marquer
kenmerken
39
l'adolescence
de jeugd
40
de même que
evenals
41
un refus
een afwijzing/weigering
42
une contestation
een protest/onenigheid
43
de la part de
van
44
nettement
duidelijk/ontegenzeglijk
45
pacifier
kalmeren/bedaren