Page 1 Flashcards
1
Q
bakken (1)
A
(2) bakte (3) gebakken
2
Q
bande (2)
A
(1) bannen (3) gebannen
3
Q
gebarsten (3)
A
(1) barsten (2) barstte
4
Q
braden (1)
A
(2) braadde (3) gebraden
5
Q
brouwde (2)
A
(1) brouwen (3) gebrouwen
6
Q
geheten (3)
A
(1) heten (2) heette
7
Q
hoeven (1)
A
(2) hoefde (3) gehoefd/gehoeven
8
Q
lachte (2)
A
(1) lachen (3) gelachen
9
Q
geladen (3)
A
(1) laden (2) laadde
10
Q
malen (1)
A
(2) maalde (3) gemalen
11
Q
scheidde (2)
A
(1) scheiden (3) gescheiden
12
Q
gespannen (3)
A
(1) spannen (2) spande
13
Q
spouwen (1)
A
(2) spouwde (3) gespouwen
14
Q
verbande (2)
A
(1) verbannen (3) verbannen
15
Q
gevouwen (3)
A
(1) vouwen (2) vouwde