P5 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Hoeveel% is 1 ppm

A

0,0001% (Drie nulen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie diffusie

A

De verplaatsing van stof van een plaats met hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is de diffusie snelheid hoger in een ruimte met een hogere temperatuur

A

Omdat de moleculen dan sneller bewegen en dan worden de botsingen krachtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie osmose

A

Diffusie van water door een semipermeabel membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de osmotische waarde bepaald

A

Door het aantal opgeloste deeltjes per volume eenheid te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Osmotische druk zorgt er voor dat?

A

Dat water van de oplossing met de laagste osmotische waarde naar de oplossing met de hoogste osmotische waarde gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eiwitten in membranen die zorgen voor de snelle transport van water tijdens diffusie

A

Aquaporines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Isotoom

A

De osmotische waarde is gelijk er gebeurt niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hypotoon

A

De osmotische waarde van de omgeving in lager. Er ontstaat vergroting er gaat water in de cel en kan misschien barsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hypertoon

A

De osmotische waarde van de omgeving is hoger. Er ontstaat krimping, want er gaat water uit de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Turgor

A

Druk op de celwand van een plantaardige cel waardoor hij stevig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Plasmolyse

A

Het celmembraan laat los van de celwand, doordat de celwand niet meer kan krimpen (Hypertoon) De cel gaat ook uiteindelijk dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vorm van transport waarbij geen energie nodig is

A

Passieftransport zoals: diffusie en osmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vorm van transport waar atp moleculen energie moeten leveren

A

Actief transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Endocytose

A

Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly