P1 Flashcards
1
Q
Voorbeeld van levensverschijnselen
A
Voortplanten, groeien, ontwikkelen, stofwisseling
2
Q
Wat is stofwisseling
A
Alle chemische reacties in een organisme
3
Q
Wat en waarvoor zijn/dienen en enzymen voor
A
Eiwitten die stofwisseling in je lichaam versnelt(katalyseren)
4
Q
Wanneer is een organisme dood
A
Als hij geen levensverschijnselen vertoont
5
Q
Verschil levensloop en -cyclus
A
Een levensloop is op schaal van een individu en de cyclus op schaal van een hele soort
6
Q
Wanneer horen individuen tot dezelfde soort
A
Als ze onderling kunnen voortplanten
7
Q
Noem de 7 biologische eenheden met voorbeeld
A
Molecuul: Dna Cel: Beencel Orgaan: Bot Organisme: Meeuw Populatie: Meeuwen Ecosysteem: Woestijn Biosfeer: De hele aarde (Systeem Aarde)
8
Q
Wat is een emergente eigenschap
A
Een eigenschap die op het ene niveau niet mogelijk is maar op de andere wel