P242 243 Flashcards
1
Q
De verbruiker
A
Le consommateur
2
Q
Het verbruik
A
La consommation
3
Q
Verbruiken
A
Consommer
4
Q
Het recipiënt, het voorwerp waarin iets kan
A
Le contenant
5
Q
Het water-zuiveringsstation
A
La station d’épuration
6
Q
Biologisch afbreekbaar
A
Biodégradable
7
Q
De spaarlamp
A
L’ampoule basse consommation
8
Q
De windturbine
A
L’éolienne
9
Q
Het zonnepanneel
A
Le panneau solaire
10
Q
De energiebron
A
La source d’énergie
11
Q
Uitschakelen, loskoppelen, afzetten
A
Débrancher
12
Q
Vervuilend
A
Polluant(e)
13
Q
Vuil
A
Sale
14
Q
De stortplaats, vuilnisbelt
A
La décharge
15
Q
Het huishoudelijk afval
A
Les déchets (ménagers)
16
Q
De vuilnisbak
A
La poubelle
17
Q
De vuilniszak
A
Le sac poubelle
18
Q
Weggooien
A
Jeter
19
Q
Oprapen
A
Ramasser
20
Q
Opslaan
A
Stocker
