P16 voc Flashcards
460 Něgāre
O
Ontkennen; weigeren
461 Curāre
O
Zorgen voor
462 Errāre
O
Zwerven; zich vergissen
463 Ostenděre
O
Tonen
464 demonstrāre
O
Aantonen
465 depōněre
O
Neerleggen
466 possidēre
eo
Bezitten; beheersen
467 damnāre
O
Veroordelen
468 rêtinēre
eo
Tegenhouden; behouden
469 quarêre
O
Zoeken; vragen
470 solvêre
O
Losmaken; bevrijden; betalen
471 sentire
Io
Voelen; merken; menen
472 dēspērāre
O
Wanhopen
473 convertêre
O
Omkeren; veranderen in
474 stāre
O
Staan; blijven staan
475 Temptāre
O
Proberen; op se proef stellen
476 iâcêre
Io
Werpen
477 consûlêre
O
Beraadslagen; raadplegen; zorgen voor
478 praebēre
Eo
Aanbieden; tonen
479 impêrāre
O
Bevelen; opeisen
480 impêdīre
Io
Hinderen; verhinderen
481 bîbêre
O
Drinken
482 probâre
O
Goedkeuren; bewijzen
483 apêrîre
Io
Openen; onthullen
484 ruêre
O
Vooruitstormen; instorten
485 cogêre
O
Bijeenbrengen; dwingen
486 constituêre
O
Opstellen; vaststellen
487 reddêre
O
Teruggeven; maken tot
488 constāre
O
Vaststaan; bestaan uit
489 sumêre
O
Nemen
490 spectāre
O
Bekijken; op het oog hebben
491 custōdīre
Io
Bewaken
492 clāmāre
O
Roepen
493 incîpêre
Io
Beginnen
494 Invītāre
O
Uitnodigen
495 manēre
Eo
Blijven
496 prêmêre
O
Drukken; neerdrukken
497 subīre
Eo
Ondergaan; bestijgen; naderen
498 fluêre
O
Vloeien
499 omittêre
O
Opgeven
500 tangêre
O
Aanraken; bereiken; treffen
501 cûpêre
Io
Verlangen