(OUD) Hoofdstuk 3: Neurocognitieve stoornissen Flashcards
Een stoornis in welke functies staat centraal bij de neurocognitieve functies?
Beschrijf deze functies?
Stoornissen in de ‘kennende functies’.
Het gaat om de functie van het zich bewust zijn van de omgeving en van zichzelf, het vermogen om de aandacht op iets te richten en deze vast te houden, en de functie-oriëntatie (in tijd, plaats en persoon).
Wat is het kernsymptoom van een delirium?
Een gedaald bewustzijn ofwel een afgenomen besef van de omgeving.
Waardoor kan een betrokkene bij een delirium verward raken en niet weten waar hij is?
Van wat voor stoornis is aanwezig, en welk besef ontbreekt?
Moeilijk concentreren en snel afgeleid zijn. Meestal ook een desoriëntatie in tijd en plaats.
Er is een oordeelstoornis, en het ziektebesef ontbreekt.
Wat voor gedachten heeft iemand bij een delirium?
Wat voor stemming heeft iemand bij een delirium?
Wat voor waarneming heeft iemand bij een delirium?
Er bestaan vaak
paranoïde gedachten.
Stemming is meestal angstig, radeloos of geprikkeld.
Waarneming kan gestoord zijn (hallucinaties).
In wat voor snelheid ontwikkelt een delirium zich?
Kan zich snel ontwikkelen, in de loop van uren of dagen.
Wat is vaak het eerste symptoom bij een delirium?
Eerste symptoom is vaak slapeloosheid of rusteloosheid.
Welke twee typen delirium zijn er?
Licht deze toe?
Hyperactief en hypoactief.
Bij een hyperactief delirium is sprake van sterke agitatie en motorische onrust. Bij een hypoactief delirium is betrokkene apathisch, reageert nauwelijks op omgeving.
Hoe gedragen de twee typen delirium zich ten opzichte van elkaar?
De twee typen wisselen elkaar vaak af.
Waar is een delirium altijd het gevolg van?
Van een lichamelijke ziekte of het gebruik van geneesmiddelen of verslavende middelen.
Bij wie vindt een delirium vaak plaats?
Bij welke leeftijdsgroep?
Vaak bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten.
Vooral bij ouderen boven 70 jaar.
Wie zijn extra gevoelig voor een delirium?
Mensen met kwetsbaar brein, bijv. bij dementie.
Waardoor wordt een opwindingsdelirium veroorzaakt?
Door overmatig gebruik van alcohol en drugs. Dit is vaak door stimulerende middelen als cocaïne en speed.
Waardoor kan er een onttrekkingsdelerium optreden?
Wanneer treedt dit delirium op?
Hoe wordt dit delirium ook wel genoemd?
Als iemand met een alcoholverslaving zijn drankgebruik sterk vermindert of cold turkey stopt, kan er een onttrekkingsdelirium optreden (veel zweten, trillen).
Meestal rond de derde dag na het stoppen van het alcoholgebruik. Dit kan bijvoorbeeld bij aanvang van detentie voorkomen.
Dat wordt een delirium tremens genoemd.
Welke oorzaak wordt bij een delirium als eerste opgespoord om te behandelen?
Waar kan dit het beste gebeuren?
Men zal altijd eerst de lichamelijke oorzaak van het delirium opsporen en dit behandelen.
Kan het beste in een algemeen ziekenhuis gebeuren.
Hoe worden symptomen van een delirium behandeld?
Wat is voor de betrokkene bij behandeling belangrijk?
Symptomen worden behandeld met medicatie, vaak een antipsychoticum.
Het is belangrijk om de betrokkene mogelijkheden aan te bieden waaraan die zich kan oriënteren.
Waar hangt de duur van een delirium mee samen?
Wat is de duur van een delirium?
Wat voor symptomen kunnen blijven bestaan na een ernstig delirium?
De duur hangt samen met de lichamelijke stoornis die eraan ten grondslag ligt.
Meestal enkele dagen
tot weken.
Cognitieve restsymptomen.
Wanneer spreekt men van een dementie?
Wat voor beloop heeft een dementie?
Men spreekt van dementie wanneer meerdere cognitieve functies zijn aangetast en het sociale en
beroepsmatige functioneren hierdoor achteruit is gegaan.
Meestal is deze achteruitgang
onomkeerbaar en is er een progressief beloop. In de beginfase blijft besef van omgeving helder.
Welke twee termen worden ook wel voor het dementiesyndroom gebruikt?
De termen uitgebreide en beperkte neurocognitieve stoornis.
(Bij een beperkte neurocognitieve stoornis interfereert het niet met de dagelijkse bezigheden, maar is er wel reden voor bezorgdheid en behandeling.)
Wat voor soort proces is dementie?
Een chronisch proces.
Bij dementie is er sprake van een geheugenstoornis en minstens één van de welke vier symptomen?
Afasie, Apraxie, Agnosie, Executieve functies (onvermogen om te plannen, te organiseren en logisch na te denken).
Wat is afasie in het kader van dementie?
Afgenomen vermogen om zich uit te drukken in gesproken of geschreven taal.
Wat is apraxie in het kader van dementie?
Gestoord vermogen om doelgerichte handelingen uit te voeren.
Wat is agnosie in het kader van dementie?
Onvermogen om voorwerpen te herkennen.
Waar wordt door bepaald welke cognitieve functies worden aangetast door dementie?
Dit wordt bepaald door de lokalisatie van de aangetaste
hersendelen.
Noem vier dementiesyndromen?
Ziekte van Alzheimer, Vasculaire dementie, Fronto-temporale dementie, Dementie door de ziekte van Huntington.