Openbaar Vervoer Flashcards
1
Q
public transportation
A
openbaar vervoer
2
Q
i take some form of public transportation
A
ik ga met het openbaar vervoer
3
Q
the bus
A
de bus
4
Q
tram stop
A
de tramhalte
5
Q
the train
A
de trein
6
Q
the platform
A
het perron
7
Q
the tracks
A
het spoor
8
Q
the train station
A
het station
9
Q
aeroplane
A
het vliegtuig
10
Q
the airport
A
het vliegveld
11
Q
the conductor
A
de conducteur
12
Q
information desk
A
de informatiebalie
13
Q
ticket machine
A
de kaartjesautomaat
14
Q
the delay
A
de vertraging
15
Q
maintenance works
A
de spoorwerkzaamheden
16
Q
to get on, board
A
instappen
ik stap de trein in
17
Q
to get off
A
uitstappen
ik stap de trein uit
18
Q
to change trains
A
overstappen
ik stap over
19
Q
to miss the train
A
de trein missen
ik heb de trein gemist
20
Q
fare evasion
A
Zwartrijden