Open vragen 2 Flashcards

1
Q

Sleutelenzymen lipogenese

A
  • Pyruvaat dehydrogenase
  • Citraat synthase
  • Acetyl-CoA-carboxylase
  • Fatty acid synthade
  • Acyl transferase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
A

1 = CETP

2 = LCAT

3 = LDL-receptor

4 = Apolipoproteine A-1

5 = Apolipoproteine B100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 sleutelenzymen glycolyse

A
  • Glucokinase
  • Fosfofructokinase-1 (PFK-1) –> Belangrijkste sleutelenzym
  • Pyruvaat kinase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Brittle diabetes

A
  • Frequentie ziekenhuisopnames met diabetische ketoacidotische ontregelingen
  • Hypoglykemien
  • Sterk wisselende hoge en lage bloedsuikerspiegels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor effect heeft de fosforylering van Acetyl-CoA carboxylase bij een tekort aan ATP op de stofwisseling in de skeletspieren? Leg uit hoe dit tot stand komt

A
  • Fosforylering van Acetyl-CoA carboxylase = inactivatie, hierdoor daalt de malonyl-CoA concentratie
  • CPT-1 wordt hierdoor niet geremd
  • Dit verhoogt de vetzuurimport het mitochondrion in daarmee de ATP productie via de vetzuuroxidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
  1. fructose-1,6-bifosfaat
  2. fosforylering, waardoor het enzym inactief wordt
  3. De gluconeogenese moet dan opgestart worden, en nu wordt voorkomen dat PEP uit oxaalacetaat weer omgezet wordt in Pyruvaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke bewering(en) is/zijn juist?

  • Polyurie bij type 1 diabetes wordt veroorzaakt door osmotische diurese
  • Polyurie ontstaat wanneer de glucose spiegel in het bloed boven de nierdrempel voor glucose stijgt
A
  • Polyurie bij type 1 diabetes wordt veroorzaakt door osmotische diurese
  • Polyurie ontstaat wanneer de glucose spiegel in het bloed boven de nierdrempel voor glucose stijgt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit hoe een verhoogde concentratie acetyl-CoA leidt tot covalente modificatie van PDH, en geef aan wat het effect van deze modificatie is op de activiteit van PDH

A
  1. AcetylCoA allosterisch activeert PDHK
  2. Dit zorgt voor fosforylering van PDH
  3. Daardoor PDH inactiveert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de allosterische activator van het snelheidsbepaldende enzym van de ureumcyclus?

A

N-acetylglutamaat (NAG)

  • Het sleutelenzym van de ureumcyclus is CPS-1, dit bepaalt de snelheid van de cyclus
  • NAG is de allosterische activator van CPS-1 en wordt gevormd uit acetyl-CoA + glutamaat
  • Acetyl-CoA is afkomstig uit de beta-oxidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Somogyi effect

A
  • Hoge bloedsuikerwaarde in reactie op een te lage bloedsuikerwaarde
    *
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Overmatige fructose consumptie leidt tot een verhoogde urinezuurproductie in de lever. Dit urinezuur kan toxisch zijn voor de mitochondrien.

Waaruit wordt urinezuur gevormd bij overmatige fructose consumptie?

A

AMP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf het mechanisme waardoor regelmatig alcohol consumptie leidt tot uitlokking van de klachten bij een patient met acute intermitterende porfyrie

A
  1. Alcohol induceert CYP450 enzymen
  2. Dus meer gebruik van heem
  3. Hierdoor daalt heem
  4. Dus minder remming van ALA en PBG synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef 2 redenen waardoor de lever bij langdurig vasten uit acetyl-CoA ketonlichamen gaat produceren?

A
  1. Door de beta-oxidatie is er veel NADH + FADH2 beschikbaar. Hierdoor is de citroenzuurcyclus nauwelijks actief
  2. Oxaalacetaat is in het mitochondrion laag, omdat het gebruikt wordt voor de gluconeogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tijdens vasten is de beta-oxidatie verreweg de belangrijkste energiebron voor de levercel. Bij langdurig vasten is de beta-oxidatie in de lever erg actief.

  1. Geef 2 redenen waardoor de beta-oxidatie in de lever erg actief is bij langdurig vasten
  2. Geef voor elke reden aan via welk regulatiemechanisme dit tot stand komt
A

1)

  • Verhoogd vetzuuraanbod
  • Actief CPT-1

2)

  • Laag insuline activeert HSL en daarmee de lipolyse in het vetweefsel
  • Laag insuline (of hoog glucagon) remt acetyl-CoA carboxylase waardoor malonyl-CoA in de levercel daalt en CPT-1 wordt ontremd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dawn fenomeen

A
  • Hoge bloedsuikergehalte in de vroege ochtend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belangrijkste sleutelenzymen glycogenolyse

A
  • Debranching enzyme
  • Glycogeen fosforylase
17
Q

Wat gebeurt er met de vetzuuroxidatie of vetzuursynthese bij stress?

A

Door stress stijgt het adrenaline en neemt de vetzuuroxidatie toe en neemt de vetzuursynthese af.

  1. Adrenaline zorgt voor verhoging van cAMP
  2. Hierdoor wordt protein kinase A geactiveerd
  3. HSL wordt gefosforyleerd en geactiveerd
  4. Door HSL worden TG afgebroken en ontstaan er vrije vetzuren
  5. Die voor de vetzuuroxidatie benut kunnen worden
19
Q

Waarvoor is het oxidatieve deel van het pentosefosfaat pad vooral nodig in rode bloedcellen bij een gezonde volwassen?

A

Om waterstofperoxide te reduceren naar water

20
Q
A = man | 3-4 alcohol p/d
B = man | 1 alcohol indicenteel
C = vrouw | 3-4 alcohol p/d
D = vrouw | 1 alcohol incidenteel

Na het consumeren van 15g ethanol

  1. wie heeft de laagste alcohol promillage (rangschik) na 25 min
  2. verklaar je antwoord dmv 3 belangrijkste fysieke eigenschappen die deze volgorde bepalen
A
  • A laagst, dan B, dan C, dan D
  1. Mannen hebben meer alochol dehydrogenase in de maag dan vrouwen, dus lager alcohol promillage
  2. Vrouwen hebben kleiner watercompatimenten dan mannen, dus hoger alcohol promillage
  3. Chronisch alcoholgebruik leidt tot meer CYP450 dan incidenteel alcoholgebruik, dus lager alcohol promillage
21
Q

Belangrijkste sleutelenzymen gluconeogenese

A
  • Pyruvaat carboxylase
  • PEP carboxykinase
  • Fructose-1,6-bifosfatase
  • Glucose-6-fosfatase
22
Q

Een diabetische ketoacidose ontstaat veel vaker bij type 1 diabetes dan bij type 2 diabetes.

Hoe komt dit?

A
  1. Patient met type 1 diabetes maakt geen of weinig insuline. Er is een absoluut insuline tekort
  2. Insuline is nodig om de lipolyse en daarmee de vorming van ketonen af te remmen
  3. Een type 2 Diabetes patient heeft vaak nog genoeg insuline van zichzelf
  4. Om de lipolyse en ketogenese zodanig te remmen dat er geen diabetische ketoacidose ontstaat
23
Q

late fasting (16-36 uur na laatste maaltijd)

A

1 = Ketonlichamen

2 = Glucose

3 = Vetzuren

4 = Glycerol

5 = Aminozuren (alanine)

6 = Lactaat

24
Q

De eiwitten aanwezig in of op lipoproteine deeltjes zijn belangrijk voor het normale metabolisme en transport van deze lipoproteine. VLDL dat door de levercel wordt uitgescheiden bevat het apoproteine B100. In de circulatie neemt het VLDL vervolgens apoC2 en apoE moleculen over van het HDL.

  1. Leg uit waarvoor het belangrijk is dat er apoC2 zit op VLDL
  2. Lef uit waarvoor het belangrijk is dat er apoE zit op VLDL
A

1)

  • ApoC2 is nodig als essentiele activator (voor het enzym LPL)
  • Hierdoor kunnen in weefsels vetzuren worden afgegeven

2)

  • Na lipolyse van VLDL –> IDL, waarvan meerendeel door levercel wordt opgenomen
  • ApoE dient dan als ligand voor receptorbinding
25
26
Bij **late fasting**, vul juiste in
A = niets B = glycerol + albumine-gebonden FFA C = albumine-gebonden FFA D = glucose + ketonlichamen E = VLDL-TG + ketonlichamen
27
Geef de twee meest waarschijnlijke verklaringen waarom afvallen zo succesvol is de eerste weken, maar veel minder daarna? Verklaar je antwoorden
1) * In het begin vooral **waterverlies** * Dit omdat je vooral koolhydraten kwijtraakt en daarmee het gebonden water 2) * Het verschil tussen energie intake en energieverbruik wordt kleiner * Door het kleiner worden van de BMR en van fysieke activiteit
28
Welk vitamine is nodig voor het functioneren van het enzym **glycogeen fosforylase**?
Vitamine **B6** (Pyridoxine)
29
Sleutelenzym lipolyse
* HSL * Acyl-CoA synthetase
30
Diabetes Mellitus wordt gekenmerkt door het verlies van glucose via de urine. Verklaar waardoor er normaal gesproken bij een gezond persoon geen glucose in de urine aanwezig is.
1. Normaal gesproken wordt bloedglucose uit de **voorurine** voor 100% weer verwijderd 2. Door reabsorptie in de **proximale tubulus** en **distale tubulus** van de nier 3. De bloedsuikerspiegel bij een gezond persoon is _niet verhoogd_ en dus is de reabsorptie van glucose volledig
31
Geef de reden waarom de activiteit van **pyruvaat dehydrogenase** sterk gereguleerd moet worden?
Omdat hierdoor glucose definitief verloren gaat/ irreversibele reactie aangaat
32
De activiteit van acetyl-CoA carboxylase in de lever wordt niet alleen via fosforylering en defosforylering gereguleerd, maar ook via allosterie. 1. Wat is de **allosterische** **activator** van **acetyl-CoA carboxylase**, en leg uit wat hiervan de belangrijkste functie is. 2. Wat is de **allosterische remmer** van **acetyl-CoA carboxylase** en leg uit wat hiervan de belangrijkste functies is.
1) * **Citraat** * Dan is er veel substraat voor de vetzuursynthese beschikbaar in het cytosol 2) * **Langketen acyl-CoA** * Negatieve feedback als er veel vetzuren aanwezig zijn in het cytosol
33
Je bent internis. Je ziet op je spreekuur een patient met type 2 DM. Je besluit onder andere het plasma C-peptide gehalte te laten bepalen bij deze patient. 1. Wat is het C-peptide? 2. Wat kan je weten door deze bepaling, en verklaar waarom
1. **C-peptide** is een molecuul dat van het **pro-insuline** wordt afgesplitst wanneer insuline wordt gevormd Pro-insuline --\> Insuline + C-peptide 2. Het C-peptide is in tegenstelling tot insuline niet de eerste passage dat door de lever wordt geklaard. Hierdoor is de concentratie van het C-peptide **een** **maat** voor de **endogene insuline secretie**
34
Wat is de meest voorkomende oorzak van insuline resistentie?
* **Post-receptor defect** * Een stoornis bij het doorgeven van het signaal dat ontstaat in de cel **na** binding van insuline aan de insuline receptor
35
Na het volgen van een crash dieet komen de kilos er weer snel aan, wat vaak zelfs leidt tot een hoger gewicht dan bij start van het dieet=. Verklaar waardoor na het stoppen met het crash dieet het lichaamsgewicht vaak weer snel stijgt?
1. Door afvallen, neemt de vetmassa af. Afname in vetmassa zorgt voor **afname leptine** 2. Afname leptine leidt tot **toename van eetlust** 3. en tot **afname BMR (basaalmetabolisme)** 4. Er is dus een **grotere positieve energiebalans** dan voor de start met het crash dieet