Op Ir (o, es, e, imos, em) Flashcards
1
Q
Aandringen; erop staan; eisen
A
Insistir
2
Q
Plezier hebben/ genieten/ ontspannen.
A
Divertir.
3
Q
Toestaan/ accepteren
A
Admitir
4
Q
De voorkeur geven aan…..
A
Preferir
5
Q
Zich aankleden/ zich uitkleden
A
Vestir-se/ Despir-se