Op AR (o, as, a, amos, am [au] Flashcards
1
Q
Behandelen/ verzorgen/ doen
A
Tratar
2
Q
Blijven (krijgen/ houden/ worden)
A
Ficar
3
Q
Zoeken (3x)
A
Buscar/ pesquisar/ procurar
4
Q
Zoeken/ krijgen
A
Buscar
5
Q
Treffen/ ontmoeten/ vinden
A
Encontrar
6
Q
Wissen, verwijderen, uitwissen
A
Apagar
7
Q
Vliegen
A
Voar
8
Q
Graag willen/ houden van
A
Gostar
9
Q
Vragen
A
Perguntar
10
Q
Gebruiken
A
Usar
11
Q
Plaatsen/ zetten/ leggen
A
Colocar
12
Q
Praten/ spreken
A
Falar
13
Q
Kopen
A
Comprar
14
Q
Nemen (maken/ hebben)
A
Tomar
15
Q
Vermijden
A
Evitar
16
Q
Arriveren/ aankomen/ bereiken
A
Chegar
17
Q
Terugketen
A
18
Q
Terugkeren
A
Voltar