onregelmatige werkwoorden deel 1 P1 Flashcards
bederven
bedierf
bedierven
bedorven
bedriegen
bedroog
bedrogen
bedrogen
beginnen
begon
begonnen
begonnen
opbergen
borg op
borgen op
opgeborgen
bevallen
beviel
bevielen
bevallen
(iemand) bevelen
beval
bevalen
bevolen
bezwijken
(voor iets/iemand)
bezweek
bezweken
bezweken
bidden
bad
baden
gebeden
bieden
(op iets)
bood
boden
geboden
bijten
beet
beten
gebeten
binden
bond
bonden
gebonden
blazen
blies
bliezen
geblazen
blijken
bleek
bleken
gebleken
blijven
bleef
bleven
gebleven
blinken
blonk
blonken
geblonken
breken
brak
braken
gebroken
brengen
bracht
brachten
gebracht
buigen
boog
bogen
gebogen
denken
dacht
dachten
gedacht
doen
deed
deden
gedaan
dragen
droeg
droegen
gedragen
drijven
dreef
dreven
gedreven
dringen
(=duwen om vooruit te komen)
drong
drongen
gedrongen
drinken
dronk
dronken
gedronken