Onderzoek MFA - Schoudergordel, B.E. en O.E Flashcards
Test C.1.01
Luistertest Thorax - inferieur
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit lateraal van de P.
- O. plaatst beide handen op de laterale thoraxwand
- O. evalueert expansie van de inferieure thorax bij inspiratie en de regressie bij expiratie
- O. vergelijkt daarbij de twee hemi-thoraxen
- Synchroniciteit, elasticiteit, depressiviteit worden geëvalueerd.
Bij een torsie kan de O. de verschillend myofasciale structuren van de abdominale regio testen om te zien of er zich van daaruit een asymetrische myofasciale spanning opgebouwd heeft, die aan de basis kan liggen van deze torsie. Viscerale fixaties (lever,maag, milt, colonkader, nier …) kunnen eveneens oorzakelijk zijn voor een diafragma torsie.
Test C.1.02
Luistertest Thorax - superior
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit aan het hoofdeinde van de P.
- O. plaatst beide handen op de bovenste thoraxregio
- De handwortels liggen onder de claviculae, de duimen wijzen naar het sternum, de vingers liggen gespreid op de pectoralis regio
- O. doet een fasciale luistertest:
- Fasciale beweging naar mediaal oppervlakkig: sternum met fasciale bekleding
- Fasciale beweging naar mediaal diep: pericardium, hart, mediastinum
- Fasciale beweging naar craniaal: cupula pleurae
- Fasciale beweging naar cranio-lateraal: peri-scapulaire regio
Test C.1.03
Luistertest Sternum
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit lateraal van de P.
- O. plaatst zijn hand op het sternum met de vingertoppen naar craniaal gericht
- Handwortel ligt (als een zuignap) op het corpus sterni
- metacarpo- phalangeale gewrichten liggen op het manubrio-sternaal gewricht
- O. apprecieert de fasciale spanning, torsie, lateroflexie, rotatie, fasciale trekrichting op dit niveau
- O. voelt een vlottende beweging (zoals een stuk hout op het water) in alle richtingen als het sternum vrij is.
Test C.1.04
Schoudergordel
globale luistertest
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit aan het hoofdeinde van de P.
- O. plaatst beide handen op de schouders van de P.
- De duimen nemen contact op de voorste rand van de m. trapezii, dicht bij de wervelzuil. De gespreide vingertoppen liggen op de cupula pleurae, de claviculae en het anterieur deel van de m. deltoidei
- De duimen registreren de fasciale spanning van de m. trapezii en de bewegingsvrijheid van de eerste rib bij in-en expiratie
- De indexen registreren de claviculamobiliteit bij in- en expiratie
- De overige vingers detecteren de peri-articulaire spanningen van het schoudergewricht
- De dominante zijde van de patiënt heeft meestal een tendens om zich naar voor en binnen te bewegen
Test C.1.05
Luistertest B.E.
unilateraal: boven-onderarm
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit naast de P.
- O. plaatst één hand antero-lateraal op de bovenarm inferieur van de aanhechting van de m. deltoideus op de humerus
- De andere hand ligt onder de elleboog op de epicondylaire spiergroep
- Normaal voelt de O. een dominante externe rotatie motiliteit t.h.v. de bovenarm, terwijl hij een dominante interne rotatie voelt t.h.v. de onderarm
- Deze fasciale bewegingen zijn meestal niet zo duidelijk voelbaar als bij het onderste lidmaat
Test C.1.06
Luistertest B.E.
bilateraal: bovenarm
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. in ruglig
- O. zit lateraal van de P.
- O. plaatst beide handen op de bovenarmen (onderste deel) van de P.
- O. voelt normaal een dominante interne rotatiebeweging
- Deze motiliteit in interne rotatie kan mogelijks in relatie staan met de dominantie van de endorotatoren groep t.h.v. het bovenste lidmaat
- Deze motiliteit is tegengesteld aan deze van het onderste lidmaat, waar de dominante rotatie naar extern is
Test C.1.07
Fasciale luistertest B.E.
(2 uitvoeringen)
MFA - Schoudergordel en bovenste extremiteit
- P. In ruglig:
- 1e variant:
- O. staat naast de P. kijkend in craniale richting
- O. neemt met de homolaterale hand de pols van de patiënt vast, terwijl hij met de heterolaterale hand contact neemt op de schouder van de patiënt
- O. bouwt langzaam een tractie op de arm en evalueert de fasciale spiraalbeweging in het lidmaat
- 2e variant:
- O. staat naast de P. kijkend in craniale richting
- O. neemt de hand van de P. met beide handen vast juist distaal van het polsgewricht
- De arm wordt iets geheven van de onderlaag
- O. bouwt langzaam een tractie op de ganse arm
- O. evalueert de tendens van interne of externe rotatie dominantie, de globale fasciale spanning, een eventuele rem (blok) in de axiale richting
- O. voelt tot waar hij de fasciale spanning kan opbouwen
- Als de fasciale ketting vrij is, moet hij deze kunnen opbouwen tot op cranieel niveau
- Indien er een disfunctie is t.h.v . de elleboog, voelt dit aan als een blok, hard bij articulaire problematiek, week bij capsulaire of ligamentaire problematiek
Test C.1.08
Luistertest O.E.
Stand
MFA - Onderste extremiteit
Inspectie:
- Rotatiestand bovenbeen t.o.v. onderbeen
- Flexie- extensiestand van de heupen en knieën
- Voetgewelven: hol – plat
- Belastingszijde?
Positiebepaling van het bekken:
- Cristahoogte
- S.I.A.S hoogte
- S.I.P.S hoogte
Bekkencilinder dynamiek:
- 3 –dimensionele beweging
- Ante- retroversie
- Sagittale beweging anterior – posterior
Heupmobiliteit:
- Actieve exorotatie: O. fixeert en controleert het bekken
- Actieve endorotatie: O. fixeert en controleert het bekken
Test C.1.09
Luistertest O.E.
Ruglig
MFA - Onderste extremiteit
Beenlengte:
- malleolus medialis na bekken te neutraliseren.
- In relatie brengen met bekkenpositie.
Myofasciale spanning in anteriore, posterior en fibulaire loge van het onderbeen
- O. aan het voeteinde
- O. neemt contact met distale deel van het onderbeen en de voet
- de middenvinger van O. is gelegen in de as van de m. tibialis anterior
- de wijsvinger is gelegen in de as van de m. tibialis posterior
- de duim is gelegen op de voetzool
- O. vergelijkt de spanning in de verschillende loges van de onderbeenspieren, waarbij hij een klein impuls kan geven in de tegenovergestelde richting
*
Test C.1.10
In/externe fasciale bewegingsrichting van bovenbeen
luistertest O.E., ruglig
MFA - Onderste extremiteit
Test C.1.12
Fasciale luistertest op het onderste lidmaat
luistertest O.E., ruglig
MFA - Onderste extremiteit
- O. neemt de voet van de patiënt vast
- O.geeft een longitudinale tractie op het ganse onderste lidmaat.
- O. gaat na op welk niveau zich er een blok voordoet en wat het eindgevoel is:
- een hard blok doet een articulair probleem vermoeden
- een elastisch blok eerder kan wijzen op een capsulo- ligamentair of een myofasciaal probleem
Test C.1.11
In/externe fasciale bewegingsrichting van onderbeen tov bovenbeen
luistertest O.E., ruglig
MFA - Onderste extremiteit