onderzoek Flashcards
1
Q
het (medisch) onderzoek
A
l’ examen (médical)
2
Q
de dokter doet een onderzoek
A
faire - réaliser - effectuer
3
Q
onderzoeken
A
examiner
4
Q
de patiënt ondergaat een onderzoek
A
subir - passer
5
Q
de ziekte opsporen
A
dépister - déceler
6
Q
de bloeddruk meten
A
prendre la tension
7
Q
broeddrukmeter
A
un tensiomètre
8
Q
de hartslag meten
A
prendre le pouls
9
Q
de temperatuur meten
A
prendre la température
10
Q
thermometer
A
le thermomètre
11
Q
ausculteren
A
ausculter
12
Q
reflexen testen
A
tester les réflexes
13
Q
reflexhamer
A
le marteau à réflexes
14
Q
drukken op
A
appuyer sur
15
Q
op de rug kloppen
A
taper dans le dos