Oefenvragen Deeltoets 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat houdt de theorie van de linguïstische relativiteit in?

A

De theorie van de linguïstische relativiteit stelt dat veel dingen die we doen worden beïnvloed door Onze Taal. Verschillende talen zorgen voor verschillende manieren van herinneren, denken in kijken naar de wereld. Veel psychologen denken tegenwoordig dat zelfs onze percepties zoals kleuren worden beïnvloed door de taal die bespreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bewering is juist:

I: Deductief redeneren is het proberen om uit observatiesOf feiten nieuwe principes of stellingen te halen

II: Inductief redeneren is het proberen tot een logische conclusie te komen die waar moet zijn als bepaalde aannames voor waar aanneemt

A

I en II zijn beide onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke resultaten vormen een bewijs van Galton’s idee dat mentale snelheid een basis is voor algemene Intelligentie?

A

Positieve correlatie tussen de reactietijd en scores van conventionele IQ testen. Hoe sneller je iets opneemt in het KTG, hoe sneller je iets in het LTG opneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel invloed heeft in hetzelfde gezin opgevoerd worden of opgevoed zijn, op overeenkomst in IQ (Gemeten intelligentie) En hoe is dat te verklaren?

A

In de kindertijd komt het IQ wel overeen, maar de correlatie verdwijnt wanneer de kinderen volwassen zijn. Verklaring: kinderen kiezen als ze volwassen zijn hun eigen omgeving uit, en hun genetische verschillen beïnvloeden de omgeving. De omgeving zorgt ook juist dat de kinderen van elkaar verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een kind kan volgend Piaget Nadenken over de omkeerbare gevolgen van acties in de:

A: Sensorimotorische fase
B: Preoperationele fase
C: Concreet operatoionele fase
D: Formeel operationele fase

A

B: Preoperationele fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een schema in de theorie van Piaget?

A

Een schema is een geordend systeem.
Assimilatie: hoe we nieuwe ervaringen in een bestaand schema plaatsen
Accommodatie: je eigen systeem aanpassen aan nieuwe stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beroemde vier Fasen van Piaget en beschrijf wat hier wordt ontwikkeld

A

Sensomotorisch: van 0 tot 2 jaar: Het ontwikkelen van de zintuigen en de motoriek

Pre operationeel: Van 2-7 jaar:Fantasie spel is belangrijk voor de ontwikkeling

Concreet operationeel: Van 7-12 jaar:Kinderen werken vooral met concrete materialen om zelf tot ontdekking te komen. Het conservatie besef in het begrijpen van oorzaak en gevolg relaties zijn aanwezig

Formeel operationeel:12 jaar en ouder: Het kind is in staat om problemen op te lossen zonder concrete materialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een duidelijke beschrijving van de belangrijkste punten waarop Vygotsky’s socioculturele ontwikkeling verschilt van die van Piaget

A

Socioculturele visie Vygotsky:
- Kinderen ontwikkelen zich in een sociaal-cultureel milieu
- Interactie met andere mensen
- Producten van de culturele geschiedenis
Taal leidt volgens Vygotsky Tot een hogere vorm van denken (verbal thought).
- Het komt ook alleen met de interactie met de omgeving tot stand
- Het kind is een onderdeel van de sociale wereld

Piaget:

  • Interactie met de fysische wereld
  • Kinderen beroepen zich bijvoorbeeld bij het tellen op kern principes
  • Het kind is een Kleine wetenschapper
  • De natuur van de wereld leren kennen door middel van experimenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe dacht Vygotsky over taalverwerving?Verschilt zijn opvatting met die van Piaget?

A

Tell leidt tot een hogere vorm van denken. Woorden worden eigenlijk symbolen van het denken. Woorden reflecteren ook de activiteiten en waarde van een cultuur.
Non communicatieve taaluitingen zijn in de overgangsfase naar verbal thought.
Kinderen praten vaker langer hardop bij moeilijke taken.
Het oplossen van het probleem wordt hierdoor gemakkelijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt verstaan onder een false belief task?

A

Een false belief task is een taak waarbij er wordt getest of kinderen zich al kunnen inleven in wat andere mensen geloven, en of ze begrijpen dat dit iets anders kan zijn dan wordt zij zelf geloven. Voorbeelden van the falls belief taak zijn de containertest in de displacement test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ouderschapsstijl wordt gezien als het beste met betrekking tot de opvoeding van hun kind:

A:Autoritaire
B:Authoratieve
C: Permissieve
D:Gemengde

A

B: Authoratieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de disciplinering s of opvoedingsstijlen die onderscheiden worden door Hofman en door Baumrind

A

Hofmann had het over de soorten opvoeding die je als ouder kunt toepassen. Dit zijn:

Induction: Verbaal, zorgt dat het kind nadenkt over de consequenties van het handelen

Love withdrawal: Het onthouden van liefde als het kind niet doet wat de ouder wil of verwacht

Power assertion: Het controleren van het gedrag van het kind door gebruik te maken van straf en in mindere date beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de bias genoemd waarbij mensen met onder andere rond hoofd, groot voorhoofd en grote ogen eerlijker worden gevonden?

A

Babyface Bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat Wordt in de sociale psychologie precies verstaan onder attributie’s?

A

Een evaluatie over de oorzaak van iemands gedrag (dit is observeerbaar). We zoeken de oorzaak van iemands gedrag te maken concepten van iemands persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer moet een attributie toegeschreven worden aan de persoon en wanneer aan de situatie?

A

Om deze vraag te kunnen beantwoorde kan men zichzelf 3 vragen stellen:

Gedraagt de persoon zich regelmatig zo in deze situatie? Zo wel, dan kunnen we het gedrag aan een eigenschap toeschrijven, van zowel de persoon als de situatie. Zo nee, dan vertelt het gedrag ons weinig over de persoon of situatie.

Gedragen veel mensen zich zo in deze situatie? Zo ja, dan vertelt het gedrag iets over de situatie, zo nee dan vertelt het gedrag ons iets over de persoon.

Gedraagt de persoon zich zo in andere situaties? Zo ja, dan kunnen we het gedrag toeschrijven aan de persoonlijkheid van de persoon, zo nee, dan gaat het slechts om het gedrag van de persoon in deze specifieke situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bepaalde seks gerelateerde gezicht kenmerken zorgen ervoor dat mannen en vrouwen anders worden behandeld. Welke kenmerken zijn dit en waarin worden vrouwen anders behandelt?

A

Vrouwen hebben meer een babyface. De kenmerken van een babyface zijn een rond hoofd, uitstekend voorhoofd, grote ogen en een smalle kaak. Ze worden door deze kenmerken naïever, emotioneler en sociaal minder dominant gevonden dan mannen.

17
Q

Wat zijn de vier verschillende functies van attitudes?

A
  • Waarde uitdrukkende functie (waar hecht een persoon waarde aan)
  • Utilitaire functie (richtlijnen voor het gedrag)
  • Defensieve functie (orde scheppen in de wereld om ons heen)
  • Sociale aanpassingsfunctie (attitude stemt overeen met attitude van de groep)
18
Q

Wat houdt de cognitieve dissonantie theorie in?

A

Festinger: Je gedrag een attitude komen niet met elkaar overeen, wat leidt tot een ongemakkelijk gevoel. Dat komt omdat je deze inconsistentie wilt oplossen. De ongemakkelijkheid zowel mentaal als lichamelijk wordt cognitieve dissonantie genoemd.

19
Q

Geven een uitleg van impression management aan de hand van de bewering impression management is een vorm van toneelspel

A

Door middel van impression management probeert men de gedachten van anderen over zichzelf te beïnvloeden. Dit doet men door zich aan te passen aan de mensen die aanwezig zijn. Gedrag wordt bewust en onbewust verandert om de indrukken van de anderen te beïnvloeden. Men is dus niet altijd zichzelf, en daarom kan impression management als toneelspel worden gezien

20
Q

Beschrijf het onderzoek van Milgram

A

Obedience

21
Q

Wat is de beste manier om een prisoner’s dilemma op te lossen?

A

TFT: de eerste keer dat je moet spelen, samenwerken. Vanaf het volgende speel steeds doen wat je tegenstander het vorige spel deed. TFT is de beste manier omdat het vriendelijk, vergevend, in transparant is, maar niet uit te buiten

22
Q

Als iemand temidden van publiek in nood verkeert, wordt toch vaak niet ingegrepen. Waarom niet?Noem zoveel mogelijk sociale factoren ter verklaring

A

Informationele invloeden:Om in te kunnen schatten hoe ernstig de situatie is, wordt gezocht naar informatie van de omstanders
Normatieve invloeden: de aanwezigheid van anderen
Verantwoordelijkheid vervaging: als er meerdere mensen aanwezig zijn, wordt de verantwoordelijkheid om te helpen gedeeld door alle aanwezigen

23
Q

Wat houdt onderdrukking als verdedigingsmechanisme in

A

Angst opwekkende gedachten worden buiten het bewustzijn gehouden

24
Q

Tegenwoordig wordt persoonlijkheid vooral gemeten met de big five theorie, oftewel het vijf factoren model. Wat houdt dit model in?

A

Dit model houdt in dat de persoonlijkheid gemeten wordt aan de hand van scores voor wat betreft vijf verschillende dimensies. Deze vijf dimensies zijn extraversie, openheid voor nieuwe ervaringen, toegefelijkheid, bewustzijn en mate van neurotisch zijn

25
Q

Freud heeft het over verdedigingsmechanismen van het brein. Noem drie van deze mechanismen en leg uit hoe ze werken

A

Displacement: Bij deze vorm van verdediging wordt een onbewuste wens die niet acceptabel is, vervangen door een alternatief dat wilde accepteren is. Een voorbeeld uit het boek is een kind dat niet meer aan de tepel van zijn moeder mag zuigen (Omdat dat niet meer acceptabel is op een bepaalde leeftijd, en daarom maar op een lolly gaan zuigen

Reaction formation: Het omdraaien van je heimelijke wens.Zo blijken de felste anti homo-activisten soms zelf homo te zijn

Projection: Je eigen onbewuste gevoelens zien alsof ze van iemand anders zijn.Je kunt bijvoorbeeld misschien heel verdrietig, maar realiseert je dat niet, en hebt in plaats daarvan het idee dat je buurman verdrietig is

26
Q

Wat is het verschil tussen humanistische en psychodynamische theorieën over de persoonlijkheid?

A

Psychodynamische theorieën focussen op de onbewuste gedachten en motivaties. Het onbewuste is belangrijker, eerlijke en zeker sterker dan het bewuste.

Humanistische theorieën leggen juist de nadruk op hoe mensen het zichzelf begrijpen, En hoe belangrijk dit is om een betekenisvol bestaan voor onszelf op te bouwen. De studie van bewust begrijpen wordt de fenomenologie genoemd

27
Q

Waarin verschilt een bipolaire depressie van een unipolaire depressie?

A

Een bipolaire depressie heeft dezelfde fases van neerslachtigheid als een unipolaire depressie, waarbij er een gevoel van verdriet is, en het gevoel niks waar te zijn. Tegelijkertijd zijn er ook fases waarin de patiënt euforie ervaart, en het gevoel alles aan te kunnen. Dit zijn manische periode.

28
Q

Wat valt er te zeggen over de mate van betrouwbaarheid en van de validiteit van de huidige versie van de DSM, en wat, in verband daarmee, over de bruikbaarheid van dit instrument?

A

DSM: lijst met een aantal kenmerken of symptomen van bepaalde stoornissen en aan de hand daarvan kun je een diagnose stellen.
Betrouwbaarheid en validiteit zijn twee verschillende begrippen. Allebei zijn discutabel wat betreft de DSM.De validiteit kan vergroot worden als er meer onderzoek wordt gedaan.
Toch wordt de DSM veel gebruikt, bij gebrek aan beter. Voorzichtigheid bij gebruik is heel belangrijk. Er mag bijvoorbeeld niet teveel nadruk worden gelegd op bepaalde symptomen.
Er moet worden opgepast dat een mens niet als een syndroom wordt gezien, maar als een individu met unieke persoonlijke eigenschappen.

29
Q

Wat zijn de hoofdklassen van de symptomen bij schizofrenie?

A

Er zijn twee klassen met symptomen bij schizofrenie, positieve en negatieve symptomen:

Positieve symptomen:

Waan: onjuiste overtuigingen (achtervolgd worden)
Hallucinaties: onjuiste sensorische percepties
Gedesorganiseerde spraak en gedachten
Gedesorganiseerd gedrag: Ongepast gedrag of catatonisch gedrag (niet reageren op de omgeving)

Negatieve symptomen:

Minder lichamelijke bewegingen
Minder, langzamer, bedachtzamer spreken
Afwezigheid van emoties
Daardoor ook minder plezier in dingen, ook basisbehoeften als eten

30
Q

Hoe hebben de onderzoekers getracht de sub typen van schizofrenie te classificeren aan de hand van symptomen?

A

Drie soorten typen van mensen met schizofrenie:

Paranoïde type: waanbeelden, hallucinaties
Catatonie type: Niet reageren op de omgeving
Gedesorganiseerde type: Gedesorganiseerde spraak, gedesorganiseerd gedrag

31
Q

Vertel in het kort hoe er werd omgegaan met mensen met een geestelijke stoornis in de geschiedenis

A

Tot in de 17e eeuw dacht men vaak dat mensen met een geestesziekte bezeten waren door de duivel of op een andere manier slecht waren. Deze mensen werden levend verbrand of gestenigd.

32
Q

Wat is de meest gebruikte therapie tegenwoordig?

A

Dit is een combinatie van cognitieve & gedragstherapie.Zowel het ongewenste gedrag, als de maladaptieve attitudes die daaraan ten grondslag liggen, worden aangepakt

33
Q

Noem 2 soorten therapie binnen de gedragstherapie en leg uit

A

Contingency management: Bij deze therapie kijkt therapeutNaar de vorm van beloning die persoon voor zijn gedrag krijgt. Om het gedrag te laten ophouden moet deze beloning worden weggenomen

Exposure treatment: Dit is een behandeling voor een fobie, waarbij het vooral van belang is dat de patiënt wordt blootgesteld aan zijn angst. Dit gebeurt vaak in kleine stapjes.Zo kan een persoon die bang is voor een spin zich eerst een spin in denken, vervolgens een spin in een boek bekijken, en dan in een glazen bak zien, om het dier uiteindelijk in zijn hand te nemen