oefententamen 1 Flashcards
PASS- Model van intelligentie
Intelligentie is de manier waarop het individu informatie verwerkt en bestaat uit de aspecten aandacht, planning, simultane informatie verwerking en successieve informatie verwerking.
Cattol- Horn- Carrol (CHC) - Model
Intelligentie bestaat uit een aantal brede factoren die wel met elkaar samenhangen maar toch ook redelijk onafhankelijk van elkaar zijn.
Wechsler’s g factor
Intelligentie is een globale eigenschap die zo veelzijdig mogelijk moet worden gemeten.
Ceci’s bio- ecologische intelligentie theorie
Intelligentie (oftewel intellectueel potentieel) wordt opgebouwd in wisselwerking met de sociale omgeving.
Sternbergs triarchische intelligentie model
Intelligentie is opgebouwd uit drie typen vaardigheden: analytische, creatieve en praktische vaardigheden.
3 typen intelligentie van Sternberg
- Componentiële, analytische intelligentie: analyseren van informatie staat centraal.
- Experiëntiële, creatieve intelligentie: het genereren van ideeën staat centraal.
- Contextuele, praktische intelligentie: de toepassing van onderdelen uit de twee andere intelligentieaspecten op alledaagse problemen staat centraal.
Fluïde intelligentie (Gf)
Het kunnen uitvoeren van mentale operaties bij relatief nieuwe problemen die men niet kan oplossen door gebruikmaking van reeds aangeleerde gewoonten, schema’s of scripts. Dit komt aan bod in abstracte redeneertaken, maar ook bij dagelijkse oplossing van relatief onbekende problemen.
Kwantitatieve kennis (Gq)
Alle verworven kennis in het domein van de wiskunde, zoals het kennen en begrijpen van wiskundige symbolen, operaties en rekenprocedures.
Gekristalliseerde kennis (Gc)
De breedte en diepte van iemands verworven kennis binnen een cultuur en de toepassing van die kennis.
Korte termijn geheugen (Gsm)
De capaciteit van het korte termijn geheugen en de efficiëntie van controle mechanismen die instaan voor de manipulatie van informatie.
Lange termijn geheugen (Glr)
Het vermogen om langere tijd informatie op te slaan, te bewaren en opnieuw te traceren en op te halen.
Visuele verwerking (Gv)
De vaardigheid om visuele patronen en stimuli te genereren, waar te nemen, te analyseren, te synthetiseren, te manipuleren, te transformeren en er mee te denken.
Auditieve verwerking (Ga)
Het vermogen om betekenisvolle niet- verbale informatie in geluid te detecteren en te verwerken.
Verwerkingssnelheid (Gs)
Het vermogen om eenvoudige, repetitieve cognitieve taken snel en vlot uit te voeren.
Onderkennende vraag
Wat is er met mij/ dit kind aan de hand?