NVA 3: Les 2 Flashcards
1
Q
De atleet
A
Athlete
2
Q
De conditie
A
Condition
3
Q
Het doelpunt
A
Goal
4
Q
Het elftal
A
Team
5
Q
Het lichaam
A
Body
6
Q
De ploeg
A
Team
7
Q
Het pluimpje
A
Birdie (badminton)
8
Q
Het racket
A
Racket
9
Q
De scheidsrechter
A
Umpire, referee
10
Q
Het talent
A
Talent
11
Q
Het terrein
A
Ground, territory, turf, sports field
12
Q
De wedstrijd
A
Match, game, competition
13
Q
De wielrenner
A
Cycling race
14
Q
Het zweet
A
Sweat
15
Q
Advontuurlijk
A
Adventurous
16
Q
Intensief
A
Intensive