NH_H9: Personality Disorders Flashcards

1
Q

Criteria voor diagnose persoonlijkheidsstoornis

met 4 terreinen

A

Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de cultuur van betrokkene afwijken van de verwachtingen

op 2 (of meer) terreinen:

(1) Cognities: wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen
(2) Affecten: draagwijdte, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van emotionele reacties
(3) Functioneren in het contact met anderen
(4) Beheersen van impulsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 extra criteria voor diagnose persoonlijkheidsstoornis

A

(1) star patroon op breed terrein van interpersoonlijke/sociale situaties
(2) significante mate lijden/beperking functioneren
(3) patroon stabiel en langdurig, tenminste adolescentie of vroege kindertijd
(4) geen anderen verklaring door andere psychische stoornis of fysieke oorzak (drugs, fysieke trauma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de 3 clusters van persoonlijkheidsstoornissen?

A

(1) Cluster A: vreemde, excentrieke cluster
(2) Cluster B: dramatisch, emotionele, impulsieve cluster
(3) Cluster C: angstige cluster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stoornissen Cluster A?

A

Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stoornissen Cluster B?

A

Borderline persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Theatrale persoonlijkheidsstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stoornissen Cluster C?

A

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

paranoid personality disorder

kenmerken?

prevalentie?

relatie met schizofrenie?

erfelijkheid?

A

kenmerken: wantrouwen, verdacht dat anderen boosardig zijn
prevalentie: 0.7 - 5.1 % mogelijke diagnose

relatie met schizofrenie: zwak

erfelijkheid: 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 kenmerken van therapie voor paranoia

A
  1. mensen zoeken meestal geen hulp voor paranoide klachten
  2. paranoia kan niet direct aangesproken worden
  3. doel van therapie is de “self efficacy” van patienten te verhogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

schizoid personality disorder

kenmerken?

prevalentie?

relatie met schizofrenie?

erfelijkheid?

A

kenmerken: afstandelijkheid van sociale relaties, beperkte range van emotieuitdrukking
prevalentie: 0.8 - 1.7 %

relatie met schizofrenie: onduidelijk

erfelijkheid: niet bekend, wel meer gevallen in verwantschap met schizofrenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

schizotypal personality disorder

kenmerken?

prevalentie?

erfelijkheid?

relatie met schizofrenie?

A

kenmerken: zwakke schizofrenie symptomen
prevalentie: 3.9%
erfelijkheid: 80%

relatie met schizofrenie: sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cognitieve en perceptuele vertekeningen van schizotypale persoonlijkheidsstoornis

4 categorien

A

(1) paranoia
(2) ideas of reference - toevallige gebeurtenissen als betekenisvol waarnemen
(3) vreemd geloof en “magical thinking” - bv denken dat anderen weten wat men denkt
(4) illusies - bijna hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

borderline persoonlijkheidsstoornis

kenmerken?

self concept van mensen met deze stoornis?

prevalentie?

A

kenmerken: onbedwingbare emoties

hypersensitiviteit voor verlatenheid

zelfverwondend gedrag

neiging om erg te hechten aan iemand

zelfconcept: onstabiel
prevalentie: 5.9%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

borderline: wat is “splitting”?

(psychoanalytische theorie)

A

mensen met borderline hebben de neiging om zichzelf of anderen of als helemaal goed of als helemaal slecht te zien

het wisselen tussen deze twee percepties heet “splitting”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

theorien over borderline

(1) cognitief
(2) psychoanalytisch
(3) neurologisch

A

(1) instabiliteit door fundamentele tekort aan emotieregulatie en verwerken van emotie
(2) object relatie theorie: nooit geleerd om te differentieren tussen hoe ze zichzelf zien en hoe anderen hun zien -> heel gevoelig voor verlating (splitting)
(3) kleinere amygdala (emotieverwerking) en hippocampus (regulatie van stress, geheugen)

afwijking in prefrontale cortex -> emotiereactie en impulscontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 kenmerken van “dialectical behaviour therapie”

voor borderline patienten

A

(1) ontwikkelen van realistische en positief zelfgevoel
(2) ontwikkelen van adaptieve vaardigheden voor emotieregulatie en probleemoplossing
(3) ontwikkelen van goed dichotoom denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken van de “transference focused therapy”

voor borderline patienten

A

de relatie tussen patient en therapeut wordt gebruikt om een realistische en gezonde begrip van zichzelf en interpersoonlijke relaties te ontwikkelen

17
Q

kenmerken van “mentalization based treatment”

A

mensen met borderline hebben moeite om hun mentale toestanden te begrijpen

dit komt door traumata in der kindertijd en onveilige hechtingen

-> therapie brengt steun en bevestiging door relatie met therapeut

18
Q

welk medicatie voor borderline?

A

stemmingsstabilisatoren en atypische antipsychotica

SSRI’s blijken niet effectief

in het algemeen geen evidentie voor een betere behandeling door medicatie

19
Q

histrionic personality disorder

kenmerken?

prevalentie?

erfelijkheid?

A

kenmerken: snel wisselende emoties, onstabiele interpersoonlijke relaties, zoeken naar aandacht
prevalentie: 1.8%
erfelijkheid: onbekend

20
Q

narcissistic personality disorder

A

kenmerken: lijkt op histrionisch, maar halen zelfbewustzijn uit opgeblazen positieve zelfevaluaties -> afhankelijkheid van anderen wordt gezien als zwak
prevalentie: mannen 7.7%, vrouwen 4.8%

21
Q

avoidant personality disorder

prevalentie?

lijkt op?

medicatie?

A

kenmerken: lage zelfbeeld, gevoelig voor schaamte, angst voor kritiek, sociale isolatie
prevalentie: 2.4%

lijkt op sociale fobie

medicatie: soms SSRI’s gebruikt, maar geen onderzoek na gedaan

22
Q

dependent personality disorder

kenmerken?

prevalentie?

lijkt op?

erfelijkheid?

A

kenmerken: angst in interpersoonlijke relaties, sterke afhankelijkheid in triviale beslissingen, grote angst voor verlating
prevalentie: 0.5%

lijkt op separatie angst stoornis

erfelijkheid: 81%

23
Q

obsessive compulsieve personality disorder

A

kenmerken: perfectionisme, emotioneel geblokkeerd, ruminatie, bezig met ordening
prevalentie: 7.9%

verschil met OCD: OCD meer specifiek gedrag of gedachten

-> persoonlijkheidsstoornis meer algemeen

24
Q

kenmerken van het alternatieve DSM5 model voor persoonlijkheidsstoornissen

hoe worden persoonlijkheidstoornissen beschreven?

6 standaard stoornissen + individueel

A

hybrid model: categorisch EN dimensioneel

persoonlijkheidsstoornissen beschreven aan hand van

(1) functioneren van persoonlijkheid
(2) pathologische persoonlijkheidstrekken (5 dimensies)

6 standaard stoornissen:

(1) antisocial
(2) avoidant
(3) borderline
(4) narcissistic
(5) obsessive-compulsive
(6) schizotypal

geen van de 6 -> personality disorder - trait specified

25
Q

5 dimensies van het alternatief model

A

(1) negative affectivity
(2) detachment
(3) antagonism
(4) disinhibition
(5) psychoticism