NEURORADIOLOGIE Flashcards

1
Q

Uit welke 3 delen bestaat het cranium?

A

Calvarium/schedeldak
Schedelbasis
Aangezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 onderdelen van het calvarium/schedeldak?

A

Botten
Suturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schedel bestaat uit 5 botten?

A

Os frontale
Os parietale
Os occipitale
Os temporale
Os lacrimale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 belangrijke suturen?

A

Sutura coronaria
Sutura sagittalis
Sutura landoida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke 3 delen bestaat de schedelbasis?

A

Foramen magnum
Sphenoïd
Mastoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 soorten meningen?

A

Dura
Arachnoïdea
Pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 soorten liquorruimten?

A

Ventrikels
Subarachnoidale ruimten
Cisternen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke 2 delen bestaat het hersenparenchym?

A

Hersenkwabben
Basale kernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 hersenkwabben?

A

Frontaal kwab
Pariëtale kwab
Occipitaal kwab
Temporaal kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de falx cerebri?

A

De falx cerebri scheidt de twee hersenhelften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van het corpus callosum?

A

Communicatie tussen de twee hemisferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is primair letsel?

A

Directe schade gerelateerd aan impact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is secundair letsel?

A

Afwezig ten tijde van het trauma
Complicatie als gevolg van primair letsel
Theoretisch te voorkomen/te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 soorten CT densiteiten tov hersenweefsel?

A

Isodens = witte stof, grijze stof
Hypodens = CSF, vet, lucht
Hyperdens = acuut bloed, calcificatie, bot, contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar ligt de epidurale ruimte?

A

Tussen de dura en het schedeldak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar ligt de subdurale ruimte?

A

Tussen arachnoidea en de dura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar ligt de subarachnoidale ruimte?

A

Tussen de arachnoidea en de pia mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerken epiduraal hematoom?

A

Extravasatie uit meningeaal arterie/diploische vene/sinus
Passeert niet suturen
Lensvormig
Hyperdens
Meestal combinatie met schedelfractuur
Neemt vaak toe in grootte na initiële trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerken subduraal hematoom?

A

Extravasatie vanuit ankervenen
Passeert structuren, maar niet falx
Sikkelorming
Hoge mortaliteit door parenchymletsel
Vaak bij ouderen: venen kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerken subarachnoidale bloeding?

A

Bloed vult de liquorruimte: hydrocephalus
Frequent bij traumatisch parenchymletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Oorzaken hemorragische contusio cerebri?

A

(In)direct trauma
Directe compressie
Acceleratie - decelleratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

2 soorten primaire hersentumoren?

A

Gliale tumoren
Non-gliale tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Soorten gliale tumoren?

A

Astrocytoom
Oligodendroglioom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Soorten non-gliale tumoren?

A

Meningeoom
Schwannoom
Lymfoom
Pineaal
Hypofyseadenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het tentorium?

A

Scheiding tussen de grote en kleine hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

2 soorten intra-axiale tumoren bij volwassenen?

A

Supratentorieel: metastase ++, gliomen
Infratentorieel: metastase ++++, hemangioblastoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Tekenen van extra-axiale lokalisatie?

A

CSF-cleft
Verplaatsing subarachnoidale vaten
Cortex tussen massa en witte stof
Verplaatsing/verwijding van subarachnoidale ruimte
Brede durale basis
Botreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een CSF-cleft?

A

Scheiding van vocht tussen laesie en hersenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kenmerken van meningeomen?

A

Extra-axiaal
90% supratentorieel
45% langs convexiteit
Breedbasisch langs dura +/- dura tail
Soms botreactie: hyperostosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Kenmerken van schwannoom?

A

In de brughoekregio
Vorm van ijshoorntje
Extra-axiaal
90% nervus VIII/n. vestibulocochlearis
Langzaam groeiend
Behandeling vaak bestraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

3 soorten gliomen?

A

Astrocytoom/glioblastoom
- Glioblastoma multiforme
Laaggradig glioom/diffuus astrocytoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Kenmerken astrocytoom/glioblastoom?

A

Meest voorkomende gliale tumor
Laaggradig (II) - hooggradig (IV)
Vaak cortexes betrokken (witte & grijze stof)
Niet aankleurend
Meest voorkomende type = glioblastoma multiforme (50%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kenmerken laaggradig glioom/diffuus astrocytoom?

A

Intra-axiaal
Jong volwassenen tot middelbare leeftijd
Mediane overleving 6-10 jaar
Kan dedifferentieren
2/3e is supratentorieel
Witte & grijze stof betrokken
Geen/nauwelijks aankleuring
CT en T1 MRI: vaak cysteus en hypodens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Kenmerken glioblastoma multiforme?

A

Intra-axiaal
Meest voorkomende primaire hersentumor
Op elke leeftijd, meestal middelbaar tot oud
Kan primair of secundair (dedifferentiatie) ontstaan
Cysten, necrose, bloeding, aankleuring

35
Q

Kenmerk T1 MRI?

A

Witte stof lichter dan grijze stof

36
Q

Kenmerk T2 MRI?

A

Grijze stof lichter dan witte stof

37
Q

Kenmerk flare MRI?

A

Vocht is licht

38
Q

Arteria vertebralis loopt bij de cervicale wervels door de?

A

Foramen transversarium

39
Q

2 densiteiten van 2 soorten cerebrale bloedingen?

A

Acute bloeding = hyperdens
Oude bloeding/ischemisch infarct = hypodens

40
Q

CVA is klinische diagnose van wat?

A

Acuut focaal neurologische uitval, waarschijnlijk als gevolg van een vasculaire afwijking

41
Q

3 soorten CT opnames?

A

CT blanco: uitsluiten bloeding, tekenen ischemie
CT contrast: occlusie, stenosen
CT perfusie: in kaart brengen nog te redden weefsel

42
Q

Wat is de insular ribbon sign?

A

Verlies van grijs-witte koppeling/connectie in de laterale marge van de insula

43
Q

4 kenmerken hersentumor bij beeldvorming?

A

Signaalintensiteit (compositie)
Afgrenzing
Aankleuring
Verspreidingspatroon

44
Q

Welke 5 botten vormen de orbita?

A

Dak = os frontale
Achterwand = os sphenoïdale
Laterale wand = os zygoma
Mediale wand = os lacrimale
Onderkant & laterale wand = maxilla

45
Q

Welke 3 neusamandelen zijn er?

A

Concha inferior
Concha media
Concha superior

46
Q

Achter de sinus ethmoidalis ligt de …?

A

Sinus sphenoidalis

47
Q

6 functies van het sino-nasale complex?

A

Groot oppervlak voor reukzin
Luchtbevochtiging
Resonantie stem
Bepalen schedelvorm
Laag gewicht schedel
Absorptie impact

48
Q

Welke 4 soorten sinussen zijn er?

A

Sinus frontalis = 2x
Sinus maxillaris = 2x
Sinus sphenoidalis = 2x
Sinus ethmoidalis = vele

49
Q

Wat is een Le Fort fractuur?

A

Dan is een/beide processus pterygoideus gebroken & ligt het benige aangezicht (half) los

50
Q

Uit welke 5 onderdelen bestaat de mandibula?

A

Condyl = kaakkopje met temporomandibulair gewricht (TMJ)
Ramus
Processus coronoideus
Corpus
Foramina

51
Q

Uit welke 3 structuren bestaat de neus?

A

Os nasale
Septum nasale
Conchae

52
Q

Hoe heet de opening tussen de sinus maxillaris en de neusholte?

A

Osteomeataal complex
Infundibulum

53
Q

Hoe heet de opening tussen de sinus frontalis en de neusholte?

A

Recessus frontalis

54
Q

Hoe heet de opening tussen de sinus sphenoidalis en het ethmoid?

A

Recessus spheno-ethmoidalis

55
Q

Welke extra-oculaire oogspieren heb je?

A

M. rectus medius, lateralis, superior en inferior
M. obliques superior en inferior

56
Q

Welke 4 postseptale ruimten bestaan er?

A

Extraconale ruimte
Intraconale ruimte
Conale ruimte
Subperiostiale ruimte

57
Q

Voordelen CT aangezicht?

A

Snel
Beoordeling oogspierdikte
Beoordeling vaten na contrast
Screening grote afwijkingen
Ossale structuren

58
Q

Nadelen CT aangezicht?

A

Straling
Karakteriseren van afwijkingen is lastig
Staar/cateract

59
Q

Voordelen MRI aangezicht?

A

Optimaal contrast
Beter karakteriseren afwijkingen
Kleine afwijkingen ook zichtbaar

60
Q

Nadelen MRI aangezicht?

A

Kosten hoog
Lange wachttijd
Lang stilligen en ogen stil houden
Risico metaalsplinters
Beoordeling benigne begrenzingen

61
Q

4 soorten weke delen in het aangezicht?

A

Loges
Speekselklieren
Kauwspieren
Schildklier

62
Q

Welk beeld hoort bij chronische inflammatie als gevolg van sinusitis?

A

Botreactieve veranderingen
Calcificaties

63
Q

Welk beeld hoort bij schimmelinfectie als gevolg van sinusitis?

A

Veel weke delen in de sinus
Wolkig beeld
Verkalkingen centraal ipv langs de rand

64
Q

Wat is polyposis nasi?

A

Massa in sinus maxillaris & neusgang beiderzijds

65
Q

Wat zijn 4 kenmerken van odontogene sinusitis?

A

Vaak op de rand van CT-sinus
Lucentie rond apex van tandelement
Wandstandige sluiering
Sluiering infundibulum

66
Q

5 oorzaken van een neusseptumdefect?

A

Trauma: fractuur, chirurgisch, neuspeuteren
Cocaïnegebruik
GPA: granulomateuze polyangiitis
Maligniteit
Neusspray verlaving met corticosteroïden

67
Q

Wat is een kenmerk van proptosis/exopthalmus

A

Posterieure sclera vóór de interzygomalijn
Verdikking van de oogspieren als gevolg van Graves orbitopathie

68
Q

2 risico’s bij Graves orbitopathie?

A

Tractie n.opticus door forse proptosis
‘Apical crowding’ waardoor n.opticus klem komt te zitten

69
Q

Hoe wordt de ontsteking van een speekselklier genoemd?

A

Sialoadenitis

70
Q

Wat zijn kenmerken van een Warthin-tumor?

A

Lymfogeen papillair cysteadenoom
Benigne
20% bilateraal/multifocaal
Meestal bij rokers

71
Q

Wat zijn kenmerken van Sjögren?

A

Multipele kleine cysteuze afwijkingen
Bilateraal
Geen zwelling
In late fase ook atrofie van klieren

72
Q

Kenmerken van fibreuze dysplasie?

A

Matglas
Groei stopt als kind is uitgegroeid
Verdikte benigne structuren
Geassocieerd met syndromen
Benigne

73
Q

Kenmerken inverted papilloma?

A

Cerebriform patroon
Volgt normale begrenzingen maar verwijd deze wel
Vaak central benigne spur

74
Q

5 openingen in aangezicht voor luchtcirculatie?

A

Sinus maxillaris - neusholte
Sinus frontalis - neusholte
Sinus sphenoidalis - ethmoid
Ethmoid - neusholte
Neusholte > naspharynx > keel

75
Q

Anatomie wervelkolom 5 delen?

A

7 cervicale wervels
12 thoracale wervels
5 lumbale wervels
5 sacrale wervels
Os coccygis

76
Q

Wervelcorpora kunnen niet naar voren schuiven door …?

A

Processus articularis superior en inferior
= facetgewricht

77
Q

Wat bevindt zich tussen de processi articularis superior en inferior?

A

De neuroforamina, waar de zenuwen het ruggenmerg verlaten

78
Q

Waar treden cervicale zenuwen uit?

A

BOVEN het corresponderende corpus
= C3 treedt uit tussen C2 en C3

79
Q

Waar treden thoracale & lumbale zenuwen uit?

A

ONDER het corresponderende corpus
= L4 treedt uit tussen L4 en L5

80
Q

5 ligamenten van de wervelkolom?

A

Anterieure longitudinale ligament
Posterieure longitudinale ligament
Ligamentum flavum
Intraspinale ligament
Supraspinale ligament

81
Q

Discus bestaat uit 2 delen, welke?

A

Nucleus pulposis = vochtkussentje
Annulus fibrosis = elastieke ring

82
Q

Hoe heet een uitstulping van de nucleus pulposis?

A

Hernia nuclei pulposi

83
Q

Hoe heet een ontsteking van de discus EN het wervelcorpus

A

Spondylodiscitis

84
Q

2 soorten oncologie in de wervelkolom?

A

Wervelmetastasen
- lytische metastase
- scleroserende metastase
Intraspinale tumoren
- ependymoom: vaak in cervicaal kanaal
- astrocytoom: in myelum