neuropsy compleet COPY COPY Flashcards
Waar ligt de nadruk op tijdens een neuropshy assessment?
Kenmerk van neuropsy assessment is nadruk op identificatie en meting van psychologische deficits
Hoe kunnen brain disorders geuit worden en waar moeten we naar kijken?
brain disorders kunnen geuit worden in gedrag: disfunctionele aanpassingen van cognitie, emotie en self-direction management
Neuropsy assessment is niet alleen betrokken met het vinden van brain disorders, wat doet het nog meer?
• Neuropsy assessment is ook betrokken bij documentatie en beschrijving van behouden functies: (de gedragscompetenties en sterke punten).
• Alhoewel de effecten van hersenaandoeningen zelden beperkt zijn tot 1 gedragsdimensie of functioneel systeem, richt neuropsy assessment op cognitieve achteruitgang
1. Sommige levels van cognitieve achteruitgang komen bij alle hersenaandoeningen voor en is diagnostisch significant bij veel neurologische aandoeningen
2. Psychologen kunnen cognitieve activiteit beter meten dan ander gedrag
Wat is een plicht aan de Neurospy mbt verschillende testen
- Neuropsy hebben veel testen tot hun beschikking. Vaak zijn eerdere versies van testen erg gelijk, zo niet identiek.
- Toch zijn er ook nieuwe versies met dezelfde naam maar met significante verschillen in item, scoring en normering.
- Deze veranderingen maken het de plicht van testgebruikers om te vergelijken en te kijken welke testen identiek zijn en welke niet.
Vergelijkingstandaarden voor tekorten meting (Comparison standards for deficit measurement)
- Het concept van gedragsaandoening veronderstelt een ideaal, normaal of vorig level van functioneren tegenover het huidige functioneren van de patiënt. Dit is de vergelijking standaard.
- -normatief; verkregen van een passende populatie
- -individueel: verkregen door vorige kenmerken van patiënten
Het populatie gemiddelde (Population average). Wanneer kan je dit gebruiken en welke variabelen moet je zeker meenemen.
- De normatieve vergelijkingsstandaard kan een gemiddelde zijn of een mediaan score.
- Voor veel cognitieve functies hebben variabelen als leeftijd, educatie en beroep een significante invloed op testprestatie en daarom neemt men deze ook veel vaker mee in de normen.
- Bij het meten van kinderen hun gedrag gaat het om vermogens en eigenschappen die veranderen met leeftijd, dus de normatieve standaard is de gemiddelde leeftijd of graad waarop een gegeven eigenschap of functie ontstaat of een bepaald criterium niveau bereikt.
- Omdat de differentiële snelheid van ontwikkeling verschilt voor jongens en meisjes, moet men de normen apart geven per geslacht.
- In neuropsychologische beoordeling, zijn populatienormen het handigst bij het evalueren van basis cognitieve functies die ontwikkelen in de kindertijd. Men kan dit onderscheiden van complexe mentale vermogens of academische vaardigheden wanneer men ze onderzoekt als relatief pure functies. Vaak zijn de prestaties op deze capaciteiten niet normaal verdeeld. Bovendien is de algehele distributies van scores voor deze capaciteiten vaak scheef in de substandaard richting.
- Functies die het meest geschikt zijn voor evaluatie met populatienormen zijn ook leeftijd-afhankelijk, vooral van de midden volwassenjaren en later, waardoor men leeftijd-gegradeerde normen moet gebruiken.
- Educatie draagt ook bij aan prestatie en daarom moet men dit zowel statistisch als klinisch meenemen.
- Populatienormen kan men gebruiken bij testen die relatief puur zijn (en simpele) metingen van de functie: als het aantal verschillende variabelen die bijdraagt aan een meting toeneemt, is de kans groter dat de meting zijn verdeling normaal is.
Species-wide performance expectations (wat zijn het, wanneer ontwikkeld het, noem wat voorbeelden)
- Dit zijn basisfuncties waarvan men verwacht dat alle gezonden volwassen personen deze bezitten.
- De normen voor sommige psychologische functies zijn species-wide performance verwachtingen voor volwassenen.
- DIt is zo voor alle cognitieve functies en vaardigheden die een bepaald pad van ontwikkeling doormaken en ver voor volwassenheid ontwikkeld zijn → worden als vanzelfsprekend gezien als deel van het normale volwassen gedragsrepertoire. → bijvoorbeeld spraak.
- Er is bij iedereen ontwikkeling, je leert het en je wordt beter door het uit te voeren en is voor iedereen relatief gemakkelijk. Alles wat onder de verwachte prestatie ligt, wordt verdacht van een impairment. De species-wide capacaties uiten zich relatief vroeg en gelijk bij iedereen.
- Het is verbonden met maturatie, maar niet met sociaal leren, alhoewel trainen het wel kan versterken. Ze zijn integraal in het complexe gedrag die normaal gedrag mogelijk maken. Veel van deze species-wide normative standards zijn componenten van gedrag zijn zo rudimentair dat ze niet gezien worden als psychologische functies. → lokaliseren van aanraking op huid.
- Voorbeelden zijn capaciteit voor motorisch en visuomotorische controle en coördinatie, basis perceptuele discriminaties van kleur, patroon, vorm, van toon, en oriëntatie in persoonlijke en extrapersoonlijke ruimte.
- → neuropsy assessment testen deze basis functies die iedere intact persoon kan door focus op discrete acties of responsen om zo de defecte componenten van beschadigd cognitief gedrag te identificeren. Maar als de gedragscomponenten van hersenbeschadiging mild is (vooral bij difuse lesies) zijn er weinig tot geen componenten van cognitief gedrag aantoonbaar impaired op basis van species-wide norms
Customary standards
- De meest bekende gebruikelijke standaard is de visuele scherpheid standaard: 20/20 visie is een arbitrair ideaal (willekeurig), waaraan de meesten uit de populatie aan voldoen.
- Een gebruikelijk standaard die belangrijk is bij neuropsy beoordeling is de verbale responslatentie (de tijd die iemand nodig heeft voor een simpele vraag. De norm is 1-2 seconden.
Toepassingen en beperkingen voor normatieve standaarden
• Nuttig voor de meeste psychologische doelen, zoals beschrijving cognitieve status van kinderen en volwassenen, educatieve planning en persoonlijkheidsbeoordeling.
• Niet zo nuttig bij hersenpathologie.
• Normatieve standaarden alleen geschikt bij hersenpathologie INDIEN = de functie of capaciteit binnen de capaciteit ligt van alle gezonden volwassenen en niet teveel varieert met leeftijd, geslacht, educatie en algemeen mentaal vermogen.
• Betekenisvolle communicatie kan je doen met populatienormen, maar vocabulaire niveau niet omdat dit afhankelijk is van sociale klasse en educatie.
• Indien een patient een afname in het cognitieve vermogen heeft, maar dit nog binnen de normale normen ligt geeft dit geen informatie over de mate van beschadiging (voorbeeld hoorcollege). Hierdoor is de premorbide cognitieve niveaus nodig.
• Dus met patienten die een onset hebben in de volwassenheid kan je alleen de huidige situatie vergelijken met eerder functioneren, oftewel het premorbide niveau bepalen.
Dit is makkelijk met species-wide normen, echter voor normaal verdeelde functies kan de normatieve standaard gemiddelde tekort schieten voor een goede beoordeling.
Individual comparison standards (wanneer wordt het gebruikt,
- Individuele vergelijking wordt gebruikt als een psychologische functie die normaal verdeeld is in de intacte volwassen populatie, geëvalueerd wordt voor veranderingen.
- Dit kunnen tekort metingen zijn als metingen van gedragsverandering in het algemeen.
- Super handig bij “Rate of change” onderzoeken, waarbij men alleen intra-individuele vergelijkingen gebruikt.
- Super belangrijk bij de snelheid van veranderen bij kinderen!
- Ook super belangrijk bij het meten van een verslechtering van een patient.
- Bij rehabilitatie helpt het bij het voorspellen voor het uiteindelijke prestatieniveau, maar geeft ook informatie over de effectiviteit van de rehabilitatie.
De meting van een tekort (easurement of deficit)
- Voor de meeste vaardigheden die normaal verdeeld zijn in de populatie, bepaalt men tekorten door de vergelijking van wat aangenomen wordt als het premorbide niveau van de patient (uit historische data) en de verkregen prestatiescore en de kwalitatieve kenmerken van de testprestatie in de context van huidige problemen, recent verleden, patientgedrag en kennis van patronen van neuropsychologische beschadiging.
- Veel beoordelingen zijn dus intra-individuele vergelijkingen.
Directe meting van een tekort (Direct measurement of deficit)
- Tekorten kunnen direct beoordeeld worden als het gedrag vergeleken kan worden met normatieve standaarden.
- De directe meting waarbij men individuele vergelijkingsstandaarden gebruikt kan simpel zijn: je vergelijkt het premorbide en het huidige niveau van gedrag en evalueert discrepanties.
- Echter men heeft vaak niet premorbide data ter beschikking, dus moet men indirecte testen gebruiken.
Indirecte meting van een tekort (Indirect measurement of deficit)
- Bij indirecte metingen vergelijk je de huidige prestatie met een schatting van het originele functioneren. Deze moeten betekenisvol en verdedigbaar zijn.
- → geschiedenis en observationele data zijn bronnen van info waaruit je dit kunt afleiden. Schattingen hieruit kunnen echter valselijk laag zijn.
- → meeste technieken voor bepalen van premorbide functioneren zijn gebaseerd op cognitieve test scores, extrapolatie van huidige leesvaardigheden, demografische kenmerken en een combinatie hiervan.
Mentaal vermogen testscors voor het schatten van premorbid vermogen (Mental ability test scores for estimating premorbid ability) Hoe kan je dit doen en wat zijn mogelijke problemen die je tegekomt?
- Een gebruikelijk kenmerk van schatting technieken gebaseerd op test scores is dat het premorbide niveau geschat wordt uit de scores zelf. → een populaire methode gebruikt een vocabulary score als de een na beste indicator van originele intellectuele functioneren. Dit is er op gebaseerd dat bij veel patiënten met cognitieve verslechtering de verbale vaardigheden lang behouden blijven. Ook correleert vocabulair hoog met educatie (dit is goede voorspeller).
- Nadeel is dat sommige van deze testen orale definities vereisen en dus meer kwetsbaar zijn voor hersenbeschadiging dan verbale testen die beantwoord kunnen worden met 1 of 2 woorden, alleen recognitie vereisen of praktische ervaring .
- -mensen met schade aan linker hemisfeer hebben vaak verslechterde verbale vaardigheden
- -afasie patiënten hebben grote verbale problemen
Word reading test for estimating premorbid ability
NART:
• De nationale ouderen leestest wordt gebruikt om cognitieve achteruitgang te meten bij patiënten met diffuse dementerende condities.
• Er wordt gesteld dat scores op deze test een schatting geven over de vergelijkingsstandaard: premorbide level → het biedt een schatting van omvang van vocabulair.
• → NART correleert minder met andere cognitieve domeinen dan met IQ. Hierdoor wordt bruikbaarheid beperkt voor capaciteiten als executieve, geheugen, visuospatial en perceptual-motor functies.
WRAT-READ
• test is effectief in schatten van premobide capaciteiten van patiënten met TBI, drugs misbruik,
schizofrenie en personen met Huntington.
• → Hoe groter de IQ score deviatie van 100, hoe meer discrepanties geschat worden door NART of varianten hiervan.
→ Language testen die gestandaardiseerd zijn op een populatie kunnen minder goed werken met een ander waarin kleine verschillen in taal ontwikkeld zijn over tijd.
Other word-based tests for estimating premorbide functioneren
- Aangezien bij veel ouderen (vooral na een stroke of dementie) hun capaciteiten voor oraal lezen beperkt is, gebruiken sommigen een reading recognition tests voor assessment van premorbide functioneren.
- Spot-The-Word test: ontwikkeld om cognitieve slowing door hersenbeschadiging te schatten.
- LOFT: voor language-impaired persons.
Demografische variabele formules voor het schatten van premorbide vermogen (Demographic variable formulas for estimating premorbid ability)
- Voordeel van demografische kenmerken is hun onafhankelijkheid van van neuropsy status op tijd van afname.
- Beroep was beste schatter van WAIS scores.
- Beroep en educatie correleren ook hoog met elkaar.
- Bijdrage van leeftijd is verwaarloosbaar.
Demografische variabelen gecombineerd met testscores voor het schatten van premorbide vermogen (Demographic variables combined with test scores for estimating premorbid ability)
- Er zijn sterke relaties gevonden tussen scores uit combinatie van NART scores met demografische variabelen en scores op de WAIS.
- → dus biedt goede voorspelling van premorbid general ability
- Er zijn sterke relaties gevonden tussen scores uit combinatie van NART scores met demografische variabelen en scores op de WAIS.
- → dus biedt goede voorspelling van premorbid general ability
- Er zijn zoveel schattingsmethoden, welke is het beste? Uit een onderzoek naar de Barona, herziende Barona, OPIE en BEST-3 blijkt dat geen van deze methoden bevredigend is
- Een recent onderzoek zei dat oraal lezen een redelijke meting is voor premorbide vermogen, behalve voor mensen met een superieur intellectueel vermogen en mensen met leerproblemen.
- Geen van deze methodes is bevredigend als een accurate schatting van premorbide vermogen. Echter allemaal laten zij de waarde zien van extra testdata.
- Er zijn zoveel schattingsmethoden, welke is het beste? Uit een onderzoek naar de Barona, herziende Barona, OPIE en BEST-3 blijkt dat geen van deze methoden bevredigend is
- Een recent onderzoek zei dat oraal lezen een redelijke meting is voor premorbide vermogen, behalve voor mensen met een superieur intellectueel vermogen en mensen met leerproblemen.
- Geen van deze methodes is bevredigend als een accurate schatting van premorbide vermogen. Echter allemaal laten zij de waarde zien van extra testdata.
- DIt is een methode waarbij het niveau van beste prestatie gebruikt wordt als de beste schatter van premorbide capaciteiten.
- Als dit niveau bepaald is, wordt het de standaard waar alle andere aspecten van huidige prestatie mee vergeleken wordt. Het is gebaseerd op een aantal assumpties.
• → assumptie dat, gegeven normale ontwikkeling, er een prestatieniveau is die het beste de cognitieve capaciteiten en vaardigheden in het algemeen weergeeft. Hiermee kunnen andere cognitieve vaardigheden vergelekenworden. → iemand die goed op een gebied presteert, doet dit ook op een ander gebied.
- → assumptie dat discrepanties tussen deze niveaus waarschijnlijk bewijs bieden voor een ziekte, abnormale ontwikkeling, culturele deprivatie, emotionele verstoringen of andere condities die interfereren met volle uiting van iemands cognitieve potentiaal.
- Nadeel: er bestaan ook grote discrepanties bij gezonde mensen. → daarom weer belangrijk dat je meerdere factoren in overweging neemt om te bepalen of prestatie echte impairment reflecteert of normale variatie.
- → assumptie dat cognitieve potentiaal van volwassenen gerealiseerd of verminderd kan worden door externe invloeden.: het is niet mogelijk om te functioneren op een hoger niveau dan de biologische capaciteit en ontwikkeling toestaat. Gevolg van deze assumptie is dat voor cognitief beschadigde mensen, de minst onderdrukte capaciteiten de beste overgebleven representaties zijn van origineel cognitieve potentiaal.
- → assumptie dat weinig mensen consistent op hun maximale potentieel functioneren
- → assumptie dat binnen de limieten van variaties van verandering, de capaciteit om te presteren op een test tenminste zo hoog is als de hoogste level van prestatie op die taak, het kan niet minder zijn. Dus de patients premorbide functioneren moet minstens zo goed zijn als de huidige prestatie. De slechte responsen ontkennen de goeden niet, het verschil tussen ze suggereert de mate waarin de patiënt aangedaan is door cognitieve achteruitgang.
- → assumptie dat premorbide functioneren gereconstrueerd of geschat kan worden van veel verschillende soorten gedragsobservaties en feiten uit verleden.
De waarde van deze methode hangt af van de geschiktheid van de data waarmee schattingen gebaseerd zijn.
>Voordelen:
- Een grote range van capaciteiten wordt meegenomen in identificeren van vergelijkingsstandaard, hierdoor is er minder bias
- Onderzoekers zijn niet gebonden aan een test(batterij)
- Het biedt de mogelijkheid om overgebleven cognitieve capaciteiten te laten zien, als normale gestandaardiseerde testen voor volwassenen te moeilijk zijn.
> Nadelen:
- Je moet je conclusies niet baseren op een enkele hoge test score voordat geschiedenis of observatie steunend bewijs biedt. Je moet ze normaal gesproken baseren op een cluster testen inclusief achtergrond informatie.
- Je moet alert zijn op overachievers waarbij de hoogste scores meestal op vocabulaire, algemene info of aritmische testen zijn → omdat deze vaardigheden meestal opgeschroefd zijn door ouders of school op een normale student.
- Hoge scores op geheugen testen moeten niet gebruikt worden omdat dit het minst betrouwbaar is voor algemene cognitieve capaciteiten
→ Dus voor ontwikkeling van vergelijkingsstandaarden met deze methode moet rekening worden gehouden met verschillende condities en variabelen die de testprestatie kunnen beïnvloeden.
De waarde van deze methode hangt af van de geschiktheid van de data waarmee schattingen gebaseerd zijn.
>Voordelen:
- Een grote range van capaciteiten wordt meegenomen in identificeren van vergelijkingsstandaard, hierdoor is er minder bias
- Onderzoekers zijn niet gebonden aan een test(batterij)
- Het biedt de mogelijkheid om overgebleven cognitieve capaciteiten te laten zien, als normale gestandaardiseerde testen voor volwassenen te moeilijk zijn.
> Nadelen:
- Je moet je conclusies niet baseren op een enkele hoge test score voordat geschiedenis of observatie steunend bewijs biedt. Je moet ze normaal gesproken baseren op een cluster testen inclusief achtergrond informatie.
- Je moet alert zijn op overachievers waarbij de hoogste scores meestal op vocabulaire, algemene info of aritmische testen zijn → omdat deze vaardigheden meestal opgeschroefd zijn door ouders of school op een normale student.
- Hoge scores op geheugen testen moeten niet gebruikt worden omdat dit het minst betrouwbaar is voor algemene cognitieve capaciteiten
→ Dus voor ontwikkeling van vergelijkingsstandaarden met deze methode moet rekening worden gehouden met verschillende condities en variabelen die de testprestatie kunnen beïnvloeden.
- Wanneer een vergelijkingsstandaard bepaald is (ofwel populatienormen/premorbide testdata/historische data/huidige testbevindingen) kan de onderzoeker het tekort beoordelen.
- Dit doen men door het vergelijken van de huidige cognitieve prestatie met het verwachte niveau-de vergelijkingsstandaard.
- Dan beoordeelt men deze discrepanties op significantie. Deze vergelijking doet men voor elke testscore. Voor elke vergelijking waarbij geen premorbide testscores beschikbaar zijn, is de vergelijkingsstandaard de schatting van oorspronkelijk vermogen.
- Een bepaalde hoeveelheid variatie tussen testscores kan verwacht worden voor alle personen. Hoewel deze kans variaties klein zijn, kunnen ze variëren per testinstrument en met verschillende scoringsystemen.
- Als er significante discrepanties zijn voor meer dan 1 testscore, kan er een patroon van tekorten ontstaan. Als de verschillen tussen de verwachte en geobserveerde prestatie niet statistisch significant zijn, kan men geen tekorten hieruit halen.
- Een gemiddelde score op zichzelf bij een patient met een hoog gemiddelde in mentale competentie indiceert niet een beschadiging, omdat het kan komen door normale score fluctuaties. Echter een gemiddelde score door een persoon met een geschatte superieure prestatie kan wel een tekort indiceren.
- De evaluatie van kinderen hun cognitieve stoornissen volgt hetzelfde model, alleen moet men wel rekening houden dat de interactie tussen leeftijd en hersenletsel en de continue ontwikkeling van het brein
Wat gebeurd er tijdens
een Assessment:
psycholoog bekijkt de testscores van meerdere testen in de context van de achtergrond, verwijsvraag en geobserveerde gedrag om de persoon die je evalueert te begrijpen, om de verwijsvraag te beantwoorden en je bevindingen terug te koppelen naar de patiënt, naasten en de verwijzer.
Je moet 2 regels gebruiken bij neuropsychologische examinatie:
• behandel elke patient als een individu
• -denk na over wat je doet
De algemene richtlijn is om de examinatie aan te passen aan de patient zijn behoeftes, vermogens en beperkingen.
Men kan op 2 manieren gebruiken om de examinatie aanpassen aan de individu:
• je kunt technieken en testen selecteren op hun geschiktheid voor de patient
• je kunt technieken en testen selecteren voor hun relevantie voor de vragen die je wilt beantwoorden
• Ideaal gezien gebruik je beide selectiedoelen als de test en tijd dit toestaat.
Je kunt ook de testprocedures aanpassen aan de patient zijn conditie als dit noodzakelijk is om een volledige meting van informatie te krijgen.