neuropsy compleet Flashcards
Waar ligt de nadruk op tijdens een neuropshy assessment?
Kenmerk van neuropsy assessment is nadruk op identificatie en meting van psychologische deficits
Hoe kunnen brain disorders geuit worden en waar moeten we naar kijken?
brain disorders kunnen geuit worden in gedrag: disfunctionele aanpassingen van cognitie, emotie en self-direction management
Neuropsy assessment is niet alleen betrokken met het vinden van brain disorders, wat doet het nog meer?
• Neuropsy assessment is ook betrokken bij documentatie en beschrijving van behouden functies: (de gedragscompetenties en sterke punten).
• Alhoewel de effecten van hersenaandoeningen zelden beperkt zijn tot 1 gedragsdimensie of functioneel systeem, richt neuropsy assessment op cognitieve achteruitgang
1. Sommige levels van cognitieve achteruitgang komen bij alle hersenaandoeningen voor en is diagnostisch significant bij veel neurologische aandoeningen
2. Psychologen kunnen cognitieve activiteit beter meten dan ander gedrag
Wat is een plicht aan de Neurospy mbt verschillende testen
- Neuropsy hebben veel testen tot hun beschikking. Vaak zijn eerdere versies van testen erg gelijk, zo niet identiek.
- Toch zijn er ook nieuwe versies met dezelfde naam maar met significante verschillen in item, scoring en normering.
- Deze veranderingen maken het de plicht van testgebruikers om te vergelijken en te kijken welke testen identiek zijn en welke niet.
Vergelijkingstandaarden voor tekorten meting (Comparison standards for deficit measurement)
- Het concept van gedragsaandoening veronderstelt een ideaal, normaal of vorig level van functioneren tegenover het huidige functioneren van de patiënt. Dit is de vergelijking standaard.
- -normatief; verkregen van een passende populatie
- -individueel: verkregen door vorige kenmerken van patiënten
Het populatie gemiddelde (Population average). Wanneer kan je dit gebruiken en welke variabelen moet je zeker meenemen.
- De normatieve vergelijkingsstandaard kan een gemiddelde zijn of een mediaan score.
- Voor veel cognitieve functies hebben variabelen als leeftijd, educatie en beroep een significante invloed op testprestatie en daarom neemt men deze ook veel vaker mee in de normen.
- Bij het meten van kinderen hun gedrag gaat het om vermogens en eigenschappen die veranderen met leeftijd, dus de normatieve standaard is de gemiddelde leeftijd of graad waarop een gegeven eigenschap of functie ontstaat of een bepaald criterium niveau bereikt.
- Omdat de differentiële snelheid van ontwikkeling verschilt voor jongens en meisjes, moet men de normen apart geven per geslacht.
- In neuropsychologische beoordeling, zijn populatienormen het handigst bij het evalueren van basis cognitieve functies die ontwikkelen in de kindertijd. Men kan dit onderscheiden van complexe mentale vermogens of academische vaardigheden wanneer men ze onderzoekt als relatief pure functies. Vaak zijn de prestaties op deze capaciteiten niet normaal verdeeld. Bovendien is de algehele distributies van scores voor deze capaciteiten vaak scheef in de substandaard richting.
- Functies die het meest geschikt zijn voor evaluatie met populatienormen zijn ook leeftijd-afhankelijk, vooral van de midden volwassenjaren en later, waardoor men leeftijd-gegradeerde normen moet gebruiken.
- Educatie draagt ook bij aan prestatie en daarom moet men dit zowel statistisch als klinisch meenemen.
- Populatienormen kan men gebruiken bij testen die relatief puur zijn (en simpele) metingen van de functie: als het aantal verschillende variabelen die bijdraagt aan een meting toeneemt, is de kans groter dat de meting zijn verdeling normaal is.
Species-wide performance expectations (wat zijn het, wanneer ontwikkeld het, noem wat voorbeelden)
- Dit zijn basisfuncties waarvan men verwacht dat alle gezonden volwassen personen deze bezitten.
- De normen voor sommige psychologische functies zijn species-wide performance verwachtingen voor volwassenen.
- DIt is zo voor alle cognitieve functies en vaardigheden die een bepaald pad van ontwikkeling doormaken en ver voor volwassenheid ontwikkeld zijn → worden als vanzelfsprekend gezien als deel van het normale volwassen gedragsrepertoire. → bijvoorbeeld spraak.
- Er is bij iedereen ontwikkeling, je leert het en je wordt beter door het uit te voeren en is voor iedereen relatief gemakkelijk. Alles wat onder de verwachte prestatie ligt, wordt verdacht van een impairment. De species-wide capacaties uiten zich relatief vroeg en gelijk bij iedereen.
- Het is verbonden met maturatie, maar niet met sociaal leren, alhoewel trainen het wel kan versterken. Ze zijn integraal in het complexe gedrag die normaal gedrag mogelijk maken. Veel van deze species-wide normative standards zijn componenten van gedrag zijn zo rudimentair dat ze niet gezien worden als psychologische functies. → lokaliseren van aanraking op huid.
- Voorbeelden zijn capaciteit voor motorisch en visuomotorische controle en coördinatie, basis perceptuele discriminaties van kleur, patroon, vorm, van toon, en oriëntatie in persoonlijke en extrapersoonlijke ruimte.
- → neuropsy assessment testen deze basis functies die iedere intact persoon kan door focus op discrete acties of responsen om zo de defecte componenten van beschadigd cognitief gedrag te identificeren. Maar als de gedragscomponenten van hersenbeschadiging mild is (vooral bij difuse lesies) zijn er weinig tot geen componenten van cognitief gedrag aantoonbaar impaired op basis van species-wide norms
Customary standards
- De meest bekende gebruikelijke standaard is de visuele scherpheid standaard: 20/20 visie is een arbitrair ideaal (willekeurig), waaraan de meesten uit de populatie aan voldoen.
- Een gebruikelijk standaard die belangrijk is bij neuropsy beoordeling is de verbale responslatentie (de tijd die iemand nodig heeft voor een simpele vraag. De norm is 1-2 seconden.
Toepassingen en beperkingen voor normatieve standaarden
• Nuttig voor de meeste psychologische doelen, zoals beschrijving cognitieve status van kinderen en volwassenen, educatieve planning en persoonlijkheidsbeoordeling.
• Niet zo nuttig bij hersenpathologie.
• Normatieve standaarden alleen geschikt bij hersenpathologie INDIEN = de functie of capaciteit binnen de capaciteit ligt van alle gezonden volwassenen en niet teveel varieert met leeftijd, geslacht, educatie en algemeen mentaal vermogen.
• Betekenisvolle communicatie kan je doen met populatienormen, maar vocabulaire niveau niet omdat dit afhankelijk is van sociale klasse en educatie.
• Indien een patient een afname in het cognitieve vermogen heeft, maar dit nog binnen de normale normen ligt geeft dit geen informatie over de mate van beschadiging (voorbeeld hoorcollege). Hierdoor is de premorbide cognitieve niveaus nodig.
• Dus met patienten die een onset hebben in de volwassenheid kan je alleen de huidige situatie vergelijken met eerder functioneren, oftewel het premorbide niveau bepalen.
Dit is makkelijk met species-wide normen, echter voor normaal verdeelde functies kan de normatieve standaard gemiddelde tekort schieten voor een goede beoordeling.
Individual comparison standards (wanneer wordt het gebruikt,
- Individuele vergelijking wordt gebruikt als een psychologische functie die normaal verdeeld is in de intacte volwassen populatie, geëvalueerd wordt voor veranderingen.
- Dit kunnen tekort metingen zijn als metingen van gedragsverandering in het algemeen.
- Super handig bij “Rate of change” onderzoeken, waarbij men alleen intra-individuele vergelijkingen gebruikt.
- Super belangrijk bij de snelheid van veranderen bij kinderen!
- Ook super belangrijk bij het meten van een verslechtering van een patient.
- Bij rehabilitatie helpt het bij het voorspellen voor het uiteindelijke prestatieniveau, maar geeft ook informatie over de effectiviteit van de rehabilitatie.
De meting van een tekort (easurement of deficit)
- Voor de meeste vaardigheden die normaal verdeeld zijn in de populatie, bepaalt men tekorten door de vergelijking van wat aangenomen wordt als het premorbide niveau van de patient (uit historische data) en de verkregen prestatiescore en de kwalitatieve kenmerken van de testprestatie in de context van huidige problemen, recent verleden, patientgedrag en kennis van patronen van neuropsychologische beschadiging.
- Veel beoordelingen zijn dus intra-individuele vergelijkingen.
Directe meting van een tekort (Direct measurement of deficit)
- Tekorten kunnen direct beoordeeld worden als het gedrag vergeleken kan worden met normatieve standaarden.
- De directe meting waarbij men individuele vergelijkingsstandaarden gebruikt kan simpel zijn: je vergelijkt het premorbide en het huidige niveau van gedrag en evalueert discrepanties.
- Echter men heeft vaak niet premorbide data ter beschikking, dus moet men indirecte testen gebruiken.
Indirecte meting van een tekort (Indirect measurement of deficit)
- Bij indirecte metingen vergelijk je de huidige prestatie met een schatting van het originele functioneren. Deze moeten betekenisvol en verdedigbaar zijn.
- → geschiedenis en observationele data zijn bronnen van info waaruit je dit kunt afleiden. Schattingen hieruit kunnen echter valselijk laag zijn.
- → meeste technieken voor bepalen van premorbide functioneren zijn gebaseerd op cognitieve test scores, extrapolatie van huidige leesvaardigheden, demografische kenmerken en een combinatie hiervan.
Mentaal vermogen testscors voor het schatten van premorbid vermogen (Mental ability test scores for estimating premorbid ability) Hoe kan je dit doen en wat zijn mogelijke problemen die je tegekomt?
- Een gebruikelijk kenmerk van schatting technieken gebaseerd op test scores is dat het premorbide niveau geschat wordt uit de scores zelf. → een populaire methode gebruikt een vocabulary score als de een na beste indicator van originele intellectuele functioneren. Dit is er op gebaseerd dat bij veel patiënten met cognitieve verslechtering de verbale vaardigheden lang behouden blijven. Ook correleert vocabulair hoog met educatie (dit is goede voorspeller).
- Nadeel is dat sommige van deze testen orale definities vereisen en dus meer kwetsbaar zijn voor hersenbeschadiging dan verbale testen die beantwoord kunnen worden met 1 of 2 woorden, alleen recognitie vereisen of praktische ervaring .
- -mensen met schade aan linker hemisfeer hebben vaak verslechterde verbale vaardigheden
- -afasie patiënten hebben grote verbale problemen
Word reading test for estimating premorbid ability
NART:
• De nationale ouderen leestest wordt gebruikt om cognitieve achteruitgang te meten bij patiënten met diffuse dementerende condities.
• Er wordt gesteld dat scores op deze test een schatting geven over de vergelijkingsstandaard: premorbide level → het biedt een schatting van omvang van vocabulair.
• → NART correleert minder met andere cognitieve domeinen dan met IQ. Hierdoor wordt bruikbaarheid beperkt voor capaciteiten als executieve, geheugen, visuospatial en perceptual-motor functies.
WRAT-READ
• test is effectief in schatten van premobide capaciteiten van patiënten met TBI, drugs misbruik,
schizofrenie en personen met Huntington.
• → Hoe groter de IQ score deviatie van 100, hoe meer discrepanties geschat worden door NART of varianten hiervan.
→ Language testen die gestandaardiseerd zijn op een populatie kunnen minder goed werken met een ander waarin kleine verschillen in taal ontwikkeld zijn over tijd.
Other word-based tests for estimating premorbide functioneren
- Aangezien bij veel ouderen (vooral na een stroke of dementie) hun capaciteiten voor oraal lezen beperkt is, gebruiken sommigen een reading recognition tests voor assessment van premorbide functioneren.
- Spot-The-Word test: ontwikkeld om cognitieve slowing door hersenbeschadiging te schatten.
- LOFT: voor language-impaired persons.
Demografische variabele formules voor het schatten van premorbide vermogen (Demographic variable formulas for estimating premorbid ability)
- Voordeel van demografische kenmerken is hun onafhankelijkheid van van neuropsy status op tijd van afname.
- Beroep was beste schatter van WAIS scores.
- Beroep en educatie correleren ook hoog met elkaar.
- Bijdrage van leeftijd is verwaarloosbaar.
Demografische variabelen gecombineerd met testscores voor het schatten van premorbide vermogen (Demographic variables combined with test scores for estimating premorbid ability)
- Er zijn sterke relaties gevonden tussen scores uit combinatie van NART scores met demografische variabelen en scores op de WAIS.
- → dus biedt goede voorspelling van premorbid general ability
- Er zijn sterke relaties gevonden tussen scores uit combinatie van NART scores met demografische variabelen en scores op de WAIS.
- → dus biedt goede voorspelling van premorbid general ability
- Er zijn zoveel schattingsmethoden, welke is het beste? Uit een onderzoek naar de Barona, herziende Barona, OPIE en BEST-3 blijkt dat geen van deze methoden bevredigend is
- Een recent onderzoek zei dat oraal lezen een redelijke meting is voor premorbide vermogen, behalve voor mensen met een superieur intellectueel vermogen en mensen met leerproblemen.
- Geen van deze methodes is bevredigend als een accurate schatting van premorbide vermogen. Echter allemaal laten zij de waarde zien van extra testdata.
- Er zijn zoveel schattingsmethoden, welke is het beste? Uit een onderzoek naar de Barona, herziende Barona, OPIE en BEST-3 blijkt dat geen van deze methoden bevredigend is
- Een recent onderzoek zei dat oraal lezen een redelijke meting is voor premorbide vermogen, behalve voor mensen met een superieur intellectueel vermogen en mensen met leerproblemen.
- Geen van deze methodes is bevredigend als een accurate schatting van premorbide vermogen. Echter allemaal laten zij de waarde zien van extra testdata.
- DIt is een methode waarbij het niveau van beste prestatie gebruikt wordt als de beste schatter van premorbide capaciteiten.
- Als dit niveau bepaald is, wordt het de standaard waar alle andere aspecten van huidige prestatie mee vergeleken wordt. Het is gebaseerd op een aantal assumpties.
• → assumptie dat, gegeven normale ontwikkeling, er een prestatieniveau is die het beste de cognitieve capaciteiten en vaardigheden in het algemeen weergeeft. Hiermee kunnen andere cognitieve vaardigheden vergelekenworden. → iemand die goed op een gebied presteert, doet dit ook op een ander gebied.
- → assumptie dat discrepanties tussen deze niveaus waarschijnlijk bewijs bieden voor een ziekte, abnormale ontwikkeling, culturele deprivatie, emotionele verstoringen of andere condities die interfereren met volle uiting van iemands cognitieve potentiaal.
- Nadeel: er bestaan ook grote discrepanties bij gezonde mensen. → daarom weer belangrijk dat je meerdere factoren in overweging neemt om te bepalen of prestatie echte impairment reflecteert of normale variatie.
- → assumptie dat cognitieve potentiaal van volwassenen gerealiseerd of verminderd kan worden door externe invloeden.: het is niet mogelijk om te functioneren op een hoger niveau dan de biologische capaciteit en ontwikkeling toestaat. Gevolg van deze assumptie is dat voor cognitief beschadigde mensen, de minst onderdrukte capaciteiten de beste overgebleven representaties zijn van origineel cognitieve potentiaal.
- → assumptie dat weinig mensen consistent op hun maximale potentieel functioneren
- → assumptie dat binnen de limieten van variaties van verandering, de capaciteit om te presteren op een test tenminste zo hoog is als de hoogste level van prestatie op die taak, het kan niet minder zijn. Dus de patients premorbide functioneren moet minstens zo goed zijn als de huidige prestatie. De slechte responsen ontkennen de goeden niet, het verschil tussen ze suggereert de mate waarin de patiënt aangedaan is door cognitieve achteruitgang.
- → assumptie dat premorbide functioneren gereconstrueerd of geschat kan worden van veel verschillende soorten gedragsobservaties en feiten uit verleden.
De waarde van deze methode hangt af van de geschiktheid van de data waarmee schattingen gebaseerd zijn.
>Voordelen:
- Een grote range van capaciteiten wordt meegenomen in identificeren van vergelijkingsstandaard, hierdoor is er minder bias
- Onderzoekers zijn niet gebonden aan een test(batterij)
- Het biedt de mogelijkheid om overgebleven cognitieve capaciteiten te laten zien, als normale gestandaardiseerde testen voor volwassenen te moeilijk zijn.
> Nadelen:
- Je moet je conclusies niet baseren op een enkele hoge test score voordat geschiedenis of observatie steunend bewijs biedt. Je moet ze normaal gesproken baseren op een cluster testen inclusief achtergrond informatie.
- Je moet alert zijn op overachievers waarbij de hoogste scores meestal op vocabulaire, algemene info of aritmische testen zijn → omdat deze vaardigheden meestal opgeschroefd zijn door ouders of school op een normale student.
- Hoge scores op geheugen testen moeten niet gebruikt worden omdat dit het minst betrouwbaar is voor algemene cognitieve capaciteiten
→ Dus voor ontwikkeling van vergelijkingsstandaarden met deze methode moet rekening worden gehouden met verschillende condities en variabelen die de testprestatie kunnen beïnvloeden.
De waarde van deze methode hangt af van de geschiktheid van de data waarmee schattingen gebaseerd zijn.
>Voordelen:
- Een grote range van capaciteiten wordt meegenomen in identificeren van vergelijkingsstandaard, hierdoor is er minder bias
- Onderzoekers zijn niet gebonden aan een test(batterij)
- Het biedt de mogelijkheid om overgebleven cognitieve capaciteiten te laten zien, als normale gestandaardiseerde testen voor volwassenen te moeilijk zijn.
> Nadelen:
- Je moet je conclusies niet baseren op een enkele hoge test score voordat geschiedenis of observatie steunend bewijs biedt. Je moet ze normaal gesproken baseren op een cluster testen inclusief achtergrond informatie.
- Je moet alert zijn op overachievers waarbij de hoogste scores meestal op vocabulaire, algemene info of aritmische testen zijn → omdat deze vaardigheden meestal opgeschroefd zijn door ouders of school op een normale student.
- Hoge scores op geheugen testen moeten niet gebruikt worden omdat dit het minst betrouwbaar is voor algemene cognitieve capaciteiten
→ Dus voor ontwikkeling van vergelijkingsstandaarden met deze methode moet rekening worden gehouden met verschillende condities en variabelen die de testprestatie kunnen beïnvloeden.
- Wanneer een vergelijkingsstandaard bepaald is (ofwel populatienormen/premorbide testdata/historische data/huidige testbevindingen) kan de onderzoeker het tekort beoordelen.
- Dit doen men door het vergelijken van de huidige cognitieve prestatie met het verwachte niveau-de vergelijkingsstandaard.
- Dan beoordeelt men deze discrepanties op significantie. Deze vergelijking doet men voor elke testscore. Voor elke vergelijking waarbij geen premorbide testscores beschikbaar zijn, is de vergelijkingsstandaard de schatting van oorspronkelijk vermogen.
- Een bepaalde hoeveelheid variatie tussen testscores kan verwacht worden voor alle personen. Hoewel deze kans variaties klein zijn, kunnen ze variëren per testinstrument en met verschillende scoringsystemen.
- Als er significante discrepanties zijn voor meer dan 1 testscore, kan er een patroon van tekorten ontstaan. Als de verschillen tussen de verwachte en geobserveerde prestatie niet statistisch significant zijn, kan men geen tekorten hieruit halen.
- Een gemiddelde score op zichzelf bij een patient met een hoog gemiddelde in mentale competentie indiceert niet een beschadiging, omdat het kan komen door normale score fluctuaties. Echter een gemiddelde score door een persoon met een geschatte superieure prestatie kan wel een tekort indiceren.
- De evaluatie van kinderen hun cognitieve stoornissen volgt hetzelfde model, alleen moet men wel rekening houden dat de interactie tussen leeftijd en hersenletsel en de continue ontwikkeling van het brein
Wat gebeurd er tijdens
een Assessment:
psycholoog bekijkt de testscores van meerdere testen in de context van de achtergrond, verwijsvraag en geobserveerde gedrag om de persoon die je evalueert te begrijpen, om de verwijsvraag te beantwoorden en je bevindingen terug te koppelen naar de patiënt, naasten en de verwijzer.
Je moet 2 regels gebruiken bij neuropsychologische examinatie:
• behandel elke patient als een individu
• -denk na over wat je doet
De algemene richtlijn is om de examinatie aan te passen aan de patient zijn behoeftes, vermogens en beperkingen.
Men kan op 2 manieren gebruiken om de examinatie aanpassen aan de individu:
• je kunt technieken en testen selecteren op hun geschiktheid voor de patient
• je kunt technieken en testen selecteren voor hun relevantie voor de vragen die je wilt beantwoorden
• Ideaal gezien gebruik je beide selectiedoelen als de test en tijd dit toestaat.
Je kunt ook de testprocedures aanpassen aan de patient zijn conditie als dit noodzakelijk is om een volledige meting van informatie te krijgen.
Conceptual framework of the examination bestaat uit?
- Doel van examinatie (Purposes of examination)
- Onderzoeksvragen (Examination questions)
- Diagnostische vragen (Diagnostic questions.
- Beschrijvende vragen (descriptive questions)
Doelen van examinatie/Purposes of examination (conceptual framework)
- Vaak wordt een onderzoek uitgevoerd voor meerdere doeleinden.
- De verwijsvraag definieert het hoofddoel, de onderzoeker moet kijken naar de geschiktheid.
- Communiceren met de doorverwijzer is vaak de beste manier om duidelijkheid te verkrijgen.
- Als dit niet kan moet de psycholoog zelf de richting en inhoud van onderzoek bepalen adhv geschiedenis, anamnese, en prestatie in de loop van onderzoek.
- Vaak vraagt de neuroloog maar naar 1 ding, maar is het toch belangrijk om meerdere aspecten te onderzoeken in het belang van de patiënt.
Examination question (conceptual framework)
Deze vallen in 2 categorieen:
- Diagnostiek vragen: gaan over de aard van de symptomen en klachten in termen van etiologie en prognose
- Beschrijvende vragen: gaan in op de kenmerken van de conditie van patiënt
Onderzoeksvragen/Diagnostic questions (conceptual framework)
• Worden vaak gevraagd als de persoon wordt doorverwezen door een professional voor neuropsychologische evaluatie.
• Volgt op het ontstaan van een cognitief of gedragsmatig probleem zonder bekende oorzaak.
• Syndroomanalyse. De gedragsconsequenties van veel neurologische condities is beschreven en dit kan vergeleken worden met de kennis over de individuele patient.
Of een ongewone presentatie analyseren op basis van theoretische kennis over hersen-gedrag relaties.
• Bij hersenziekte moet dmv neurologisch bewijs bepaald worden of het niveau van functioneren is verslechterd.
• Mogelijke hersendisfunctie onbekend? Kijken naar risicofactoren en gebruik maken van differentiele diagnose dmv gescheidenis, aard van onset, omstandigheden rond de onset etc.
• Men moet kijken welke hersenfuncties beschadigd zijn en welke nog intact zijn.
• Bij het diagnostische proces doet men een volgende eliminatie van alternatieve mogelijkheden of hypotheses.
• Elke diagnostische hypothese wordt getest door te vergelijken wat bekend is van de patient zijn conditie met wat verwacht wordt voor die bepaalde diagnostische classificatie. Langzamerhand kan men de algemene hypotheses verfijnen in meer specifieke hypotheses. Neuropsychologen maken geen neurologische diagnoses, maar zij geven data en diagnostische formuleringen die bijdragen aan diagnostische conclusies. Echter wanneer het verleden, een simpele observatie of laboratoriumtechnieken duidelijk een neurologische stoornis aantonen, is neuropsychologisch testen niet nodig.
• Samenvattend = Neuropsychologische evaluatie, syndroomanalyse, hersenziekte bewijs voor verslechtering, hersendisfunctie onbekend is kijken naar risicofactoren, kijken welke hersenfuncties beschadigd en intact zijn, elke diagnostische hypothese vergelijken met wat verwacht wordt etc.
Beschrijvende vragen/Descriptive questions (Conceptual framework)
- Vragen over specifieke capaciteiten ontstaan vaak in de loop van beroepsmatige of educatieve planning.
- Het wordt vooral belangrijk wanneer het gaat om terugkeer of terugtrekking van normale volwassen rechten en privileges, zoals een rijbewijs of de wettelijke mentale capaciteit. Dan zijn vragen over de patient zijn competenties net zo belangrijk als de patient zijn tekorten.
- Er kunnen ook vragen zijn over de patient zijn potentieel voor rehabilitatie en de beste benadering om te gebruiken. Rehabilitatiewerkers moeten weten hoe bewust de patient is van zijn conditie en hoe goed hij nieuwe informatie en vaardigheden kan verwerven.
- Soms doet men longitudinaal onderzoek en heeft men een baseline study nodig, wat de eerste dataset geeft (een volledige schaal beoordeling van alle belangrijke functies) waarmee men latere onderzoeken vergelijkt.
De Patient zijn achtergrond/Patient’s background (funderingen van examinatie) + blind analysis
o In de assessment is alle info belangrijk op zichzelf → alles moet geëvalueerd worden in een gepaste context anders kun je het makkelijk misinterpreteren.
o Hoe meer je weet over de patiënt voor het onderzoek, hoe beter je voorbereid bent om relevante vragen te stellen en testen te kiezen.
o Het biedt niet de zekerheid dat je accurate oordelen hebt, maar het kan errors wel verminderen.
• blind analysis: je voert testen uit, zonder kennis over achtergrond. Dit is niet gepast bij neuropsy.
Context voor interpreteren van onderzoeksbevindingen kan komen van elk van 5 aspecten van patients achtergrond
Sociale geschiedenis
-Educatie en werk → bronnen voor originele cognitieve potentiaal. Kan ook de attitudes over hun symptomen beinvloeden. Iemand die erg afhankelijk is van verbale vaardigheden in beroep kan erg gestrest raken als dit een mild probleem is
-Belangrijk om hoogste level van functioneren te weten en wanneer dit was
-Sociaaleconomische status vroeger en nu voor interpretatie van cognitieve scores vooral verbale vaardigheden
-Info over lange termijn emotionele stabiliteit, sociale aanpassing en oordelen
-Info over partner is waardevol voor begrijpen van gedrag van patiënt en voor plannen van hulp
Present life circumstances
-QoL en familie concerns
-Familie problemen, sexual dysfunction kunnen leiden tot zoveel spanning dat symptomen Verergeren of test prestatie negatief beïnvloeden
Medical history and current medical status
-Info van behandelend arts van geschiedenis en medicijnen kan aanwijzing geven over de aard van klachten en de aanwezigheid van neuropsy aandoening.
-kijken naar visuele en auditore capaciteiten
-slaap en eetgewoonten: kunnen belangrijke aanwijzingen zijn voor depressie of hersenziekte
Circumstances surrounding the examination
-de waarden en behoeften van patiënt bepalen de verwachtingen en respons op evaluatie
Examinatie procedures (Examination procedures)
Verwijzingen (Referral)
• De manier waarop de verwijzer praat over neuropsy assessment kan hun kijk hierop beïnvloeden
• → kan leiden tot samenwerking, angst, wantrouwen. Dit heeft invloed op testprestatie.
• Sommige onderzoekers sturen brieven met info naar nieuwe patiënten waarin uitleg staat wat ze kunnen verwachten.
• Door van te voren te vragen wat al verteld is over de reden van doorverwijzen helpt bij bepalen van hun begrip en wat je nog moet uitleggen.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
● Patient’s questions
De vragen van patiënten hoeven niet overeen te komen met de vragen van de verwijzer. Toch moet je ze altijd incorporeren bij het onderzoek
Wanneer moet men onderzoeken (When to examine) dus in welke stages etc
→ plotselinge aanvang condities:
o er moet een kort onderzoek zijn om zeker te zijn van de capaciteiten om instructies te begrijpen en op te volgen, om mentale capaciteit te evalueren als patiënt misschien zorg nodig heeft.
o Of om te bepalen of patiënt nieuwe info kan verwerken zodat begonnen kan worden met retraining programma.
o Ook kun je vast een beeld krijgen van mogelijke impairments, zodat je hier later naar kunt kijken.
→ acute of post acute stage:
• 6-12 weken na gebeurtenis, veranderingen in neuropsy status kan snel gebeuren.
• Depressie komt hier veel voor omdat ze zich bewust zijn van de dingen die ze niet meer kunnen.
→ na de postacute staat:
• 3-6 maanden.
• Bij kleine impairments kan het doel zijn om te zien hoe snel de patiënt activiteiten kan oppakken.
• Bij ernstige impairments om te identificeren wat voor zorg nodig is en welke capaciteiten zijn behouden/aangetast
→ long term planning:
• kan 1-2 jaar na gebeurtenis.
• Voor training en vocation of om te kijken welke zorg mensen nodig hebben.
→ evolving conditions (degeneratieve ziekte, tumor):
• onderzoek kan bijdragen aan diagnose en er moet herhaalde onderzoek uitgevoerd worden in intervallen van 1-2 jaar.
Initial planning
- De neuropsychologische examinatie gaat in fasen.
- In de eerste fase plant de onderzoeker een algehele aanpak voor het probleem.
- De eerste hypotheses worden getest.
Voorbereidend interview (Preparatory interview)
o Tweede stadia: je bepaalt de range van functies die je wil onderzoeken, de mate waarin psychologische en emotionele factoren onderzocht moeten worden en de beperkingen van patiënt.
o → de eerste 15-20 min worden gebruikt om capaciteit te evalueren om testen te maken en om te bepalen of het doel van onderzoek goed begrepen is.
o Bennett-levy vond dat heteroanamnese niet alleen leidde tot meer historische info maar ook om de issues van de patiënt te verduidelijken. → sommigen praten juist niet vrijuit en is een aparte heteroanamnese meer geschikt.
Tenminste 7 onderwerpen moeten aan de orde komen voor testen voor volle deelname.
- Het doel van onderzoek → snappen patiënten dit?
- De aard van onderzoek → weten ze dat de cognitieve functies onderzocht zullen worden?
- Wijze waarop info gebruikt wordt → wie krijgt het rapport etc.
- Vertrouwelijkheid: Patiënten hebben controle over privacy behalve wanneer het voor een rechtszaak is aangevraagd, het beperkt is door de wet, wanneer verzekeringsmaatschappijen betalen voor het onderzoek recht hebben op rapport
- Feedback naar patiënt over wie en wanneer het testrapport geschreven wordt
- Info over hoe de patiënt zich voelt over de test
- Wanneer de patiënt moet betalen voor de hulp
Observaties vormen de (mbt neuropsy assessement
Fundering voor alle psychologische beoordelingen.
Indirecte observaties:
dit zijn statements of observaties gemaakt door anderen of voorbeelden van de patient zijn gedrag zoals brieven, constructies etc. Cijfers zijn ook voorbeelden, hoewel ze meer abstract zijn dan de oorspronkelijke observaties.
Directe observaties:
- -informele observaties: de onderzoeker registreert observaties vanaf het moment dat de patient binnenkomt. Het kan gaan hoe patienten lopen, praten, reageren en zich kleden. Ook kan men tijdens de test informele observaties maken over hoe de patient omgaat met de situatie.
- -geformaliseerde observationele technieken: psychologische testen.
Beginning with a basic test battery (Waarom hiermee beginner en hoe lang duurt het, hoe werkt het?)
o Veel starten met een basic batterij die de grote dimensies van cognitieve gedrag meten.
o De krachten, beperkingen en specifieke handicaps bepalen hoe de test in de batterij gebruikt worden. Je moet het aanpassen aan de patiënt.
o → veel gebruiken deze flexibele benadering en gebruiken routine batterijen voor bepaalde typen ziektes.
o Test batterijen kunnen meestal voltooid worden binnen 1 test sessie, afhankelijk van de patiënt. Als de patiënt snel moe is kan het beter verspreid worden. Om tijd te besparen kun je vragenlijsten sturen via de mail om alvast thuis in te vullen.
Testselectie voor onderzoek (Test selection for research)
- Als men een onderzoeksprotocol volgt mag men natuurlijk niet zo flexibel of inventief te werk gaan bij de selectie en presentatie van een test als bij klinische onderzoeken.
- Omdat een onderzoeker niet midden in het onderzoek ineens de instrumenten of procedures kan veranderen zonder data te verliezen, moet men heel zorgvuldig testen selecteren.
- Net als dat een basisbatterij aangepast kan worden aan een individu in de kliniek, kan men testen ook aanpassen afhankelijk van de onderzoeksbehoeften.
Een opmerking over al gemaakte batterijen (A note on ready made batteries)
- De meeste patiënten ondergaan meeer testen dan nodig, maar niet genoeg om de onderzoeksvraag te beantwoorden specifiek aan hun problemen.
- Ready made batteries zijn niet geschikt voor patiënten met handicaps.
- Ze zijn een goed startpunt voor onervaren neuropsychologen in het veld om de batterij uit te breiden en aan te passen.
Hypothese testing (hoe werkt het, wat is het verloop etc)
- Als de data van het eerste onderzoek de eerste vragen beantwoorden, ontstaan er vaak nieuwe vragen of de focus verschuift.
- Hypotheses kunnen op meerdere manieren worden getest: door de geschikte test te gebruiken, door de beperkingen te testen of door meer informatie te zoeken over de patient.
- Op elk punt in de examinatie kan de onderzoeker beslissen dat meer medische of sociale informatie nodig is over de patient, dat iemand anders geïnterviewd moet worden etc.
Double dissociation
Bestaat wanneer 2 functies die gevonden worden onafhankelijk van elkaar zijn aangedaan.
Selectie van extra testen (Selecting additional tests)
- De toevoeging van gespecialiseerde testen hangt af van formulering en reformulering van hypotheses.
- In elke zaak moet de onderzoeker bepalen welke combinaties nodig zijn om de hypothese te toetsen.
Het afronden van het onderzoek (Concluding the examination)
- Als de hypotheses aangenomen of verworpen zijn en de onderzoeker de aanwezige diagnostische en beschrijvende vragen beantwoord of uitlegt waarom ze niet beantwoord kunnen worden.
- Als het blijkt dat de assessment procedure de patiënt bewust maakt van defective of het stress veroorzaakt omdat ze denken dat ze slecht gepresteerd hebben, kun je eindigen met een makkelijke taak. Het is nog niet compleet tot je een rapport schrijft, deze geef je aan de verwijzer en de patiënt
Het interpretatieve interview (the interpretative interview))
- follow up interview om een begrip te geven van hun problemen en hoe hun neuropsychologische status gelinkt is aan de toekomst.
- Je geeft adviezen over hoe ze om kunnen gaan met beperkingen.
- Je vertelt ook waarom welke test gebruikt is, hoe de resultaten geïnterpreteerd kunnen worden en wat er nu gedaan kan worden.
The report
- Het rapport hangt ook af van de situatie.
- Simpele zaken kunnen kort afgehandeld worden maar bij een complex probleem is er een grondig en uitgebreid rapport nodig.
- Het rapport moet begrijpelijk geschreven zijn en to the point.
Er zijn 3 regels die leiden tot een duidelijke, direct en begrijpbare communicatie:
- Grandmother rule: gebruik woorden en uitdrukkingen die je oma zou begrijpen, vermijdt professionele termen of anders moet je ze definiëren
- Shakespeare rule: gebruik algemeen begrepen worden en uitingen van gedrag, emotie en beschrijf menselijke conditie treffend
- Schrijf niet te veel
Inhoud van rapport:
- -naam, leeftijd, geslacht en identificerende data van patiënt
- -datum van onderzoek, naam van onderzoeker
- -doel van het onderzoek en de verwijzer
- -testen en procedures die zijn gebruikt
- -wie administreerde de testen
• Er is een algemene regel dat het rapport het doel van onderzoek moet bevatten en de verwijzer. Behalve bij onderzoeksrapporten of herhaalde onderzoeken.
Rapport moet 6 onderscheidende secties hebben:
- Review van geschiedenis van patiënt
- Samenvatting van de klachten
- Beschrijving van patiënt als observatie
- Beschrijving van testprestaties
- Geïntegreerde samenvatting van alle onderzoeksdata en conclusie (diagnostisch en prognostisch)
- Adviezen
• Ontvangers van rapporten hebben voordeel van een een korte beschrijving van de patiënt en van test taking attitude. Het rapport moet altijd adviezen bevatten, al zijn deze identiek aan eerdere.
De lengte en strekking van rapport is meestal bepaald door:
- Doel van onderzoek: als geschiedenis en huidige situatie al is gedocumenteerd, kan het rapport kort zijn en focussen op de vraag. De langste rapporten zijn die voor procesvoering, meestal voor claim van compensatie voor neuropsy impairment door een ongeluk. Deze bevatten zowel de non-testdata als de testdata
- De relevante onderzoeks kwesties: als bepaalde dingen al vastgelegd zijn, kan je hiernaar verwijzen en hoef je het niet in je rapport toe te voegen. Een rapport kan ook bevindingen weergeven waar de verwijzer om heeft gevraagd en een beschrijving of werk hervat kan worden, al werd hier niet om gevraagd. Als je als neuropsycholoog vindt dat dit belangrijke info is, verwerk je dit ook in je rapport.
- Wie leest het rapport: onderzoeker bepaald waar en hoe het rapport gebruikt zal worden, je moet er rekening mee houden dat het rapport ook bij untrained personen terecht kan komen. De potentiële leesvaardigheid moet bepalen in welke mate technische termen gebruikt worden.
Het rappoteren van testprestaties (Reporting test performance)
- Klinische beoordeling kan het best bepalen wat en hoeveel beschrijvende info nodig is, het kan namelijk helpen bij diagnose, behandeling etc.
- De bruikbaarheid van gerapporteerde testscores is beperkt tot personenen met genoeg kennis over ze (bijv. Bij herhaalde onderzoeken).
- Omdat deze vaak beschikbaar zijn voor patiënten en families kunnen de scores verkeerd geïnterpreteerd worden. Ze kunnen dan weergegeven worden in ruwe scores
Wat is een belangrijke bron van foutive communicatie mbt testscores
- Een belangrijke bron van foutieve communicatie is variabiliteit in de grootte van standaarddeviaties.
- De moeilijkheden omtrent testscore kan vermeden worden door te schrijven in algemeen geaccepteerde classificaties van niveau zoals gemiddeld, hoger dan gemiddeld etc. met bijgenoemde percentielscore.
Percentiel refereert naar de positie van score in
• de contributie van scores → niet hetzelfde als %!! 90e percentiel: je scoort hoger dan 90% van de mensen
Order of test presentation
● Je moet de testvolgorde aanpassen aan de patiënt, zodat je de maximale productiviteit eruit haalt. Je kunt beter met een relatief makkelijke test beginnen. En daarna een moeilijke omdat de patiënt dan nog niet zo vermoeid is.
● Over het algemeen lijkt de volgorde niet veel invloed te hebben op prestatie. Het is belangrijk om de patiënt bezig te houden tijdens delayed taken en de testen mogen niet met elkaar interfereren.
Het testen van de grenzen (Testing the limits)
● Kennis over de capaciteiten van de patiënt kan uitgebreid worden buiten de standaard test procedures.
● Dit heeft geen invloed op de test procedure of scoring. Je doet dit nadat je de test hebt uitgevoerd, puur om aanvullende info te verkrijgen.
● Dit moet gedaan worden wanneer je denkt dat een impairment van een bepaalde functie (anders dan die je meet) interfereert met een adequate demonstratie van die functie.
Practice effects
● Vaak moet de patiënt herhaaldelijk gemeten worden.
● Er kunnen dan leereffecten optreden.
● Dit komt vooral voor bij geheugentesten.
● Er zijn maar weinig testen met goede parallelle vormen.
● Maar betere prestatie kan ook komen doordat de persoon de 2e keer minder gespannen is.
● Het komt vooral voor tussen 1e en 2e afname. Om dit te voorkomen kun je 1 of 2 baseline metingen nemen voordat je de experimentele conditie introduceert.
Use of technicians
● Iemand anders de test laten afnemen is vaak goedkoper, de neuropsycholoog kan meer patiënten zien en 2 zien meer dan 1.
● Het kan wel heel nadelig zijn wanneer er een blind analysis wordt uitgevoerd, de neuropsycholoog ziet de patiënt dan niet zelf.
● Het is niet alleen het brein waar je naar kijkt, maar je moet de patiënt in de gehele context bekijken. Daarom moet de testleider ook goede observaties doen. De patiënt heeft zelf ook een minder goed gevoel bij de blinde analyse.
→ visuele problemen (Onderzoeken van speciale populaties) Hoe ontstaat het en wat zijn de gevolgen hiervan? Diplopia…
● Kunnen ontstaan na hersenschade of als gevolg van leeftijd.
● Iets wat vaak voorkomt bij schade is onbalans van oogspier, hierdoor ontstaat dubbel zicht → diplopia. Dit kan voor veel overlast zorgen.
● Bij jonge gemotiveerde mensen lukt het vaak om het te onderdrukken maar bij ouderen niet en zij ervaren hier veel hinder van. Je kan dit eerst laten uitzoeken voor je iemand test.
● De patiënt moet een bril opdoen als hij deze nodig heeft.
gehoorproblemen (Onderzoeken van speciale populaties)
● Patiënten met gehoorproblemen geven dit vaak niet direct toe.
● Je moet goed opletten op signalen zoals het hoofd draaien of gekke antwoorden geven.
● Als de patiënt het niet goed verstaat moet je je hieraan aanpassen en de patiënt vragen om dingen te herhalen.
● Het komt vaak voor bij hersenschade en bij ouderen.
● Niet alleen het slecht verstaan is lastig, ook kunnen ze klanken niet goed onderscheiden waardoor ze woorden die hetzelfde klinken met elkaar verwarren
gelateraliseerde sensorische problemen (Onderzoeken van speciale populaties)
● Er kan verminderd zicht of gehoor zijn aan de kant tegenovergesteld aan de laesie. Patiënten hebben dit vaak zelf niet goed door.
● Vooral bij homonymous field cuts : verlies van zicht in dezelfde delen van veld in elk oog.
● Als je weet dat patiënt een lateraal probleem heeft kun je het beste tegenover of aan de kant die niet beperkt is gaan zitten.
● Je moet controleren of de patiënt het goed ziet en hoort
motorische problemen (Onderzoeken van speciale populaties)
● Geeft niet heel veel problemen. Wel iets langzamer op teken testen, vooral als het uitgevoerd moet worden met de hand die niet je voorkeur heeft.
● Je moet proberen om goede alternatieve testen te vinden.
● -normatieve vergelijking hierbij is vaak wel lastig
● -ze testen vaak minder of andere functies dan de originele test
De ernstig gehandicapte patient (Onderzoeken van speciale populaties)
● Als de mentale en fysieke handicaps de patiënt ernstig beperken moet je je afvragen of de patiënt genoeg verbaal begrip heeft voor formele testprocedures.
● Patiënten die niet goed genoeg praten kunnen getest worden op verbaal begrip en de capaciteit om aanwijzingen op te volgen.
● Je moet het aanpassen aan de patiënt → kan iemand lezen/schrijven, praten, bewegen? Als de patiënt 2 van de 3 dingen kan, kan er meestal een normale testprocedure afgenomen worden.
De ernstig brain damaged patient (Onderzoeken van speciale populaties)
● Normale testen kunnen nog te moeilijk zijn voor deze patiënten.
● Je kunt dan testen voor kinderen gebruiken.
● Systemisatie van Luria’s technieken kan gebruikt worden voor patiënten die te aangetast zijn om betekenisvol te reageren, maar waarvan de capaciteiten wel onderzocht moeten worden voor behandeling of management.
Elderly persons (Onderzoeken van speciale populaties)
● Meestal wijken de capaciteiten niet erg af. Maar er kan wel vermindering zijn van scherpte van zintuigen, kracht, snelheid, flexibiliteit, aanpassingsvermogen. Dit kan testresultaten negatief beinvloeden. Je moet dit onderzoeken en hiervoor compenseren.
● Ook moet je kijken naar recente gezondheid, dit kan ook invloed hebben.
● Ook kan het bruikbaar zijn om testen niet te timen als dit wel moet → zo kun je kwalitatieve info krijgen.
● Een belangrijk aspect is de cooperatie van oudere personen. Vaak willen ze niet meewerken omdat ze dan dom lijken of bang zijn voor verslechtering. Het is belangrijk om dan de tijd te nemen om dit goed uit te leggen.
Wanneer de patiënt een andere taal spreekt (Onderzoeken van speciale populaties)
o Er kan gebruik worden gemaakt van een vertaler. Deze kent de testprocedures echter vaak niet goed en dit kan leiden tot inadequate of gebiasd onderzoek. Er is vaak geen tijd om de testen grondig door te nemen met de vertaler.
o Kleinere organisaties zijn meestal niet in bezit van een vertaler.
o Er zijn non-verbale testen beschikbaar, maar deze zijn vaak niet toepasbaar bij immigranten.
o Ook tweetalig zijn kan invloed hebben op test prestatie, ze zijn meestal in het nadeel. Verbale geheugen lijkt hier niet gevoelig voor.
Culturele verschillen (Onderzoeken van speciale populaties)
● De cultuur van iemand kan beïnvloeden hoe iemand reageert op een onderzoek en hoe ze presteren op de testen.
● Dit is vooral duidelijk bij een test die in een cultuur ontwikkeld is en uitgevoerd wordt bij een andere cultuur. Er is gebrek aan een goed gedefinieerde test voor minderheden met goede normen. Je kan dan een test gebruiken met de minste cross-culturele verschillen. De ene test is gevoeliger voor cultuur dan de ander.
Veel voorkomende assessment problemen bij hersenstoornissen
- Aandachtstoornissen
- Verminderde auditore span
- Langzame verwerkingssnelheid
- Mental tracking problems
- Distrctibility
- Memory disorders
- Defect kort termijn geheugen
- Defect retrievel
- Vermoeidheid
- Medicatie
- Pijn
- Inconsistentie prestatie
- Motivatie
- Angst, stress en distress
- Depressie en frustatie
- Patiënten in procesvoering (litigation)
Aandachtsstoornissen (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Aandachtsproblemen kunnen de capaciteiten van een patiënt op elk gebied van cognitief functioneren overschaduwen.
- Vooral als er weinig tot geen visuele begeleiding is en je de taak dus mentaal moet uitvoeren.
verminderde auditore span (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
• Veel patiënten hebben dit in de zin dat ze alleen deels horen wat er gezegd wordt.
Hierdoor begrijpen ze de opdracht niet goed en presteren ze dus slechter dan hun kunnen
→ langzame verwerkingssnelheid (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Dit komt veel voor bij hersenschade en bij het normale ouder worden.
- Als je deze snelheid niet specifiek test, zijn mensen gebaat bij een langzame presentatie van de vragen en instructies.
→ Mental tracking problems (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Dit zijn problemen in het volgen van informatie of in het werkgeheugen.
- Bijvoorbeeld seriële substractie, terwijl ze dit op papier wel kunnen laten zien.
- Vooral bij het leren van lijstjes → ze kunnen hun eigen mentale activiteiten niet bij kunnen houden en niet meer weten wat ze al wel en niet hebben gezegd.
→ Distractibility (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Sommigen hebben moeite met het negeren van externe stimulatie.
- Dit komt vooral voor bij patiënten met frontale laesies.
- Dit kan aandachtsproblemen versterken en leiden tot vermoeidheid en frustratie.
- Het kan interfereren met leren en algemene cognitieve vermogen.
- Hierdoor moet er een steriele omgeving zijn.
- Bij grote verstoring moet je bepalen of je deze tijd van de totale tijd aftrekt, je de testscore niet meeneemt of een parallelle versie gaat afnemen. Observaties zijn goede aanvullende informatie.
Memory disorders (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Veel problemen in volgen en begrijpen van lange en complexe instructies/test items kunnen komen door slecht geheugen, maar zijn eigenlijk aandachtsproblemen.
- Toch kan geheugen ook interfereren met assessment
→ Defect korte termijn geheugen (problemen tijdens assessment bij hersenstoornissen)
- Dit kan problemen opleveren bij taken die een serie responsen vereisen.
- Sommigen vergeten namelijk wat de taak was en gaan ineens over op iets anders.
- Dit geeft niet weer dat ze de taak niet kunnen.
- De patiënt helpen herinneren aan de instructies helpt.