Neuro-oftalmologie Flashcards
Een patiënt ziet dubbel verticaal en horizontaal, dit voornamelijk als hij de trap afgaat. Het dubbelzien wordt erger als hij naar rechts kijkt. Waar bevindt zich de laesie?
N. trochlearis Li ?
Waar situeert zich het probleem bij een patiënt met bitemporale hemianopsie?
Thv chiasma opticum (kruising nasale retinavezels).
Waar situeert zich het probleem bij een patiënt met homonieme hemianopsie?
Na het chiasma opticum, thv tractus opticus (contralateraal).
Welke afwijkingen zijn er bij neuritis optica?
Subacute visusdaling, diepe, orbitale pijn (verergerd door oogbewegingen), RAPD, verstoord kleurenzicht, centraal scotoom, milde zwelling papil (indien aantasting thv kop CN II, meestal normaal uitzicht papil).
Geef 4 oogheelkundige onderzoeken voor de diagnose van neuritis optica.
1) Gezichtsveldonderzoek: centrale uitval.
2) Pupilreacties: RAPD.
3) Fundoscopie: meestal niet afwijkend.
4) Visusmeting: gedaalde visus (Snellen).
5) ev. MRI
Welk gezichtsvelddefect is er bij een infarct thv temporale regio Rechts?
Linker bovenste homonieme kwadrantopsie.
Geef 6 types oogbewegingen en hun innervatie.
1) Blikrichting naar rechts: m. rectus lateralis R (CN VI) en m. rectus medialis Li (CN III)
2) Blikrichting naar links: m. rectus medialis R (CN III) en m. rectus lateralis Li (CN VI)
3) Blikrichting naar boven: beide mm. recti superior (CN III)
4) Blikrichting naar beneden: beide mm. recti inferior (CN III)
5) Blikrichting naar boven en rechts: m. rectus superior Re (CN III) en m. obliquus inferior Li (CN III)
6) Blikrichting naar boven en links: m. obliquus inferior Re (CN III) en m. rectus superior Li (CN III)
7) Blikrichting naar beneden en rechts: m. rectus inferior Re (CN III) en m. obliquus superior Li (CN IV)
8) Blikrichting naar beneden en links: m. obliquus superior Re (CN IV) en m. rectus inferior Li (CN III)
Rol van FLM: binoculair zicht zonder diplopie, coördinatie beide ogen.
JA/NEEN
Is er een nauwe pupil bij Horner syndroom?
JA: uitvallen OS pathway waardoor miosis, beter zichtbaar in donker.
JA/NEEN
Is er een nauwe pupil bij CN III parese?
NEEN: verwijde pupil, miosis is verstoord door de parese (PS vezels vallen uit).
JA/NEEN
Geeft systemisch atropine een nauwe pupil?
NEEN: atropine is een mydriaticum.
JA/NEEN
Kan een parese van CN III, IV of VI ontstaan door verhoogde intracraniële druk?
JA
JA/NEEN
Kan een parese van CN III, IV of VI ontstaan door een letsel van de cortex?
NEEN: cortex is enkel verantwoordelijk voor perceptie.
JA/NEEN
Ontstaat een internucleaire oftalmoplegie door een laesie van de FLM (fasciculus longitudinalis medialis)?
JA: (bijna) pathognomonisch voor MS.