negels 3 Flashcards
Heb ik jullie verteld over die keer dat we naar Italië gingen?
Did I tell you abou the time we went to Italy?
Het was zo’n fantastische tijd.
It was such a wild time.
Ik herinner het me als de dag van gisteren.
i remember it like yesterday.
Mick en ik waren beste vrienden.
Mick and I used to be best friends.
Vertel het nog eens, oma.
Tell us again, Grandma.
Wat gebeurde er in de volgende ochtend?
What happened in the morning?
Zo maar!
Just like that!
Ik heb ze veel over je verteld.
I’ve told them so much about you.
Het is jammer dat je weg moet.
I’ts a sham you have to go.
Ik moet een foutje hebben gemaakt.
I must have made a mistake.
Wat moet ik tegen Fiona zeggen?
What sould I say to Fiona?
Wil je met me naar de bioscoop gaan?
Do you want to go to the cinema with me?
Zullen we dit weekend gaan wandelen?
Shall we go for a walk at the weekend?
Zullen we samen aan het project werken?
Can we work together on the project?
Misschien kun jij helpen?
Perhaps you can help?