Nederlandse woorden Flashcards

1
Q

wispelturig

A

synoniemen: grillig, onstandvastig, veranderlijk.

Als iets of iemand steeds wat anders doet, wil of in een andere stemming is.

Voorbeelden: een wispelturige twitteraarster die om de paar dagen van avatar wisselt

wispelturig->wispelturiger-> wispelturigst

z.n.w.-> wispelturigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gestaag

A

Synoniemen: Voortdurend, gelijkmatig & contstant

Voorbeeld: het werk vordert gestaag.

z.n.w.=> gestaagheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kajuit

A

gemeenschappelijke verblijfplaats op schepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

frivool

A

synoniem: lichtzinnig

vrolijk en een beetje uitdagend en ondeugend

Voorbeeld: Hij maakte een frivole opmerking over mijn kleding.

frivool->frivoler->frivoolst

z.n.w.=> frivoliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

loom

A

synoniemen: Bedorven 2) Eigenschap van laks 3) Futloosheid

Door warmte of vermoeienis niet geneigd tot beweging.

Voorbeeld: Junaid werd door loomte overvallen.

loom->lomer->loomst

z.n.w.=>loomheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

weelderig

A

Synoniemen: 1) Abundant 2) Comfortabel

In overvloed aanwezig of groeiend.

Voorbeelden: Haar Hollandse accent klonk hem weelderig in de oren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stagnatie

A

Synoniemen: 1) Bederf 2) Hapering 3) Nulgroei

het niet verder gaat, stoppen.

Voorbeeld: Bij een file is er sprake van stagnatie in het verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ontfermen

A
  1. Uit medelijden beschermen: zich ontfermen over de armen.
  2. voor zichzelf gebruiken: zich ontfermen over de restjes.

(wederkerend werkwoord; ontfermde zich, heeft zich ontfermd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overstag gaan

A

van mening veranderd

Voorbeeld: hij wilde eerst niet, maar hij is overstag gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bagataliseren

A

praten over (een serieus onderwerp) alsof het onbelangrijk is.

Voorbeeld: De gelijke kansen bij informatie mag men niet bagatelliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

frappant

A

Als iets de aandacht trekt.

synoniemen: opmerkelijk, opvallend & verbazingwekkend

Voorbeeldzin: Het is frappant hoe de politiek het laat afweten sinds George Bush zijn nieuwe strategische doctrine in praktijk brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

statig

A

voornaamheid weerspiegelend; plechtig en langzaam; = deftig. (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)

Voorbeeldzin: Hij woont niet ver van het statige plein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kielzog

A

schuimend spoor dat een schip achterlaat: (figuurlijk) in het kielzog van=
in navolging van.

Voorbeeldzin: Langs de kraampjes flaneerden heren in wandelkostuum en dames in witte jurken, met in hun kielzog hun dienstmeiden die boodschappen droegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fungeren

A

(fungeerde, heeft gefungeerd)
de taak waarnemen van, dienen als.

Voorbeeldzin: Niemand minder dan de echtgenote van de Nederlandse gouverneur fungeerde als voorzitter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dobberen

A

drijvend zachtjes op en neer gaan.

Voorbeeldzin: Er dobberden enkele bootjes bij de haven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

galmend

A

luid echoën.

Voobeeldzin: De dreun galmde door de onderaardse gangen.

17
Q

Aanvankelijk

A

in het begin.

Voorbeeldzin: Aanvankelijk (In het begin) wilde ik een voetballer worden.

18
Q

touperen

A

Tegenkammen van het haar om volume en stevigheid in het haar te brengen.

Voorbeeldzin: Pluk voor pluk toupeert ze mijn haren totdat het lijkt alsof ik helemaal ontploft ben.

19
Q

fierheid

A

trots en zelfbewust.

Voorbeeldzin: Ik ben Surinaams en daar ben ik fier op.

Fier-> fierder-> fierst

z.n.w. fierheid

20
Q

kordaat

A

Vastberaden en dapper.

Voorbeeldzin: Met haar beiden voeten kordaat op de grond.

Kordaat-> kordater-> meest kordaat

z.n.w. kordaatheid

21
Q

Pathetisch

A

1) Aandoenlijk 2) Dramatisch 3) Gezwollen

uitdrukking gevend aan heftige emoties.

Een vriend die heel veel geld van je leent voor doeleinden die achteraf helemaal niet blijken te bestaan. Dit zijn geen leugentjes om bestwil meer, maar wordt chronisch liegen genoemd. Je hebt dan te maken met een pathologische leugenaar.

22
Q

spitsvondig (bijvoegelijke naamwoord, bijwoord)

A

1) scherpzinnig 2) (negatief) sluw, bedrieglijk: een spitsvondige verklaring.

Voorbeeldzin: Even overweegt ze iets spitsvondig naar achteren te slingeren.

23
Q

persifleren

A

spottend nabootsen

Voorbeeldzin: Deze cabaretier is vooral goed in het persifleren van politici.