Nederlandse woorden Flashcards
wispelturig
synoniemen: grillig, onstandvastig, veranderlijk.
Als iets of iemand steeds wat anders doet, wil of in een andere stemming is.
Voorbeelden: een wispelturige twitteraarster die om de paar dagen van avatar wisselt
wispelturig->wispelturiger-> wispelturigst
z.n.w.-> wispelturigheid
gestaag
Synoniemen: Voortdurend, gelijkmatig & contstant
Voorbeeld: het werk vordert gestaag.
z.n.w.=> gestaagheid
kajuit
gemeenschappelijke verblijfplaats op schepen
frivool
synoniem: lichtzinnig
vrolijk en een beetje uitdagend en ondeugend
Voorbeeld: Hij maakte een frivole opmerking over mijn kleding.
frivool->frivoler->frivoolst
z.n.w.=> frivoliteit
loom
synoniemen: Bedorven 2) Eigenschap van laks 3) Futloosheid
Door warmte of vermoeienis niet geneigd tot beweging.
Voorbeeld: Junaid werd door loomte overvallen.
loom->lomer->loomst
z.n.w.=>loomheid
weelderig
Synoniemen: 1) Abundant 2) Comfortabel
In overvloed aanwezig of groeiend.
Voorbeelden: Haar Hollandse accent klonk hem weelderig in de oren.
stagnatie
Synoniemen: 1) Bederf 2) Hapering 3) Nulgroei
het niet verder gaat, stoppen.
Voorbeeld: Bij een file is er sprake van stagnatie in het verkeer.
ontfermen
- Uit medelijden beschermen: zich ontfermen over de armen.
- voor zichzelf gebruiken: zich ontfermen over de restjes.
(wederkerend werkwoord; ontfermde zich, heeft zich ontfermd)
overstag gaan
van mening veranderd
Voorbeeld: hij wilde eerst niet, maar hij is overstag gegaan.
Bagataliseren
praten over (een serieus onderwerp) alsof het onbelangrijk is.
Voorbeeld: De gelijke kansen bij informatie mag men niet bagatelliseren.
frappant
Als iets de aandacht trekt.
synoniemen: opmerkelijk, opvallend & verbazingwekkend
Voorbeeldzin: Het is frappant hoe de politiek het laat afweten sinds George Bush zijn nieuwe strategische doctrine in praktijk brengt.
statig
voornaamheid weerspiegelend; plechtig en langzaam; = deftig. (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)
Voorbeeldzin: Hij woont niet ver van het statige plein.
Kielzog
schuimend spoor dat een schip achterlaat: (figuurlijk) in het kielzog van=
in navolging van.
Voorbeeldzin: Langs de kraampjes flaneerden heren in wandelkostuum en dames in witte jurken, met in hun kielzog hun dienstmeiden die boodschappen droegen.
fungeren
(fungeerde, heeft gefungeerd)
de taak waarnemen van, dienen als.
Voorbeeldzin: Niemand minder dan de echtgenote van de Nederlandse gouverneur fungeerde als voorzitter.
dobberen
drijvend zachtjes op en neer gaan.
Voorbeeldzin: Er dobberden enkele bootjes bij de haven.