nederlands woordenkraker6 Flashcards
1
Q
een kleine hoeveelheid
A
het accent
2
Q
voorafgaand aan: ook: snelle inleidende loop
A
de aanloop
3
Q
tijdstip waarop een beslissende verandering plaatsvindt
A
het keerpunt
4
Q
reeksproducten
A
gamma
5
Q
zichzelf geweldig vinden
A
naast zijn schoenen lopen
6
Q
tot een bepaalde periode horen
A
dateren uit
7
Q
zeer eenvoudig
A
sober
8
Q
ergens winst uit halen
A
ergens profijt uit halen
8
Q
ergens mee vandoor gaan
A
aan de haal gaan met
8
Q
veelvuldig uitgebreid
A
kwistig
9
Q
iemand verstomd doen staan
A
iemand van de wijs brengen
10
Q
zijn naam niet gestolen hebben
A
de naam van iemand klopt duidelijk bij karaktertrekken of eigenschappen van diezelfde persoon
11
Q
erg genieten
A
zich tegoed doen aan
12
Q
de locatie/plaats bepalen
A
lokaliseren
13
Q
nabootsen
A
simuleren