Nederlands paas examens Flashcards
context
de zinnen rond het woord lezen
woordfamilie
bv fantaseren –> fantasie
woordbouw
bv boekentas–> boek +tas
vreemde taal
bv lokaal–>local–>locale
ergens de deur platlopen
ergens vaak op bezoek komen
voor een gesloten deur staan
merken dat er niemand thuis is
met de deur in huis vallen
meteen ter zake komen, meteen iets vertellen
iemand de deur wijzen
iemand wegsturen
de stok staat achter de deur
een dreigement
iemands deur voorbij lopen
iemand negeren
een brug slaan
contact zoeken
dat is me een brug te ver
dat gaat te ver, dat is me te hoog gegrepen
over de brug moeten komen
moeten betalen
iets in je hand werken
iemand iets laten doen zoals jij wil
zich met hand en tand verzetten
zich heel hevig verzetten tegen iets
iemand naar zijn hand zetten
iemand iets laten doen zoals jij wil
iemand met een handleiding
iemand waarvan je moet weten hoe je hem moet aanpakken
zijn hand voor iets niet omdraaien
er niet voor terugdeinzen, iets probleemloos doen