natuurwetenschappen examens Flashcards

1
Q

begrip massa

A

de hoeveelheid materie waaruit een stof is opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begrip volume

A

welke ruimte een materie inneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symbool en eenheid voor massa

A

symbool M en eenheid kg of g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symbool en eenheid voor volume

A

symbool V en eenheid ml of cm³

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aggregatietoestanden

A

vast
vloeibaar
gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kunnen vaste stoffen van vorm veranderen?

A

Vaste stoffen kunnen niet van vorm veranderen hun volume en massa verandert niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kunnen vloeistoffen van vorm veranderen?

A

vloeistoffen veranderen hun vorm naar het voorwerp waarin ze zich bevinden, hun volume verander niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kunnen gassen van vorm veranderen?

A

gassen nemen steeds de grootst mogelijk ruimte in, hun volume verandert ook maar de massa blijft gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vaste stof afstand
beweeglijkheid
kracht

A

klein
trillen
heel sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vloeistof afstand
beweeglijkheid
kracht

A

groter tussenruimte
vloeien
zwakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gas afstand
beweeglijkheid
kracht

A

groot
vliegen
zwak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

begrip molecule

A

kleinste deeltje van een stof met alle eigenschappen van die stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kan er tussen de moleculen ruimte voorkomen?

A

er kan tussen de moleculen ruimte voorkomen , deze tussenruimte bepaalt of stoffen al dan niet samendrukbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

begrip zuivere stof

A

een zuivere stof bestaat uit dezelfde deeltjes (moleculen) die niet gescheiden kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

begrip mengsel

A

een mengsel bestaat uit verschillende soorten deeltjes die wel gescheiden kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bij een opwarming van een gas……..

A

neemt het volume toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bij een afkoeling van een gas……………………;

A

neemt het volume af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

water is een buitenbeentje

A

water heeft zijn kleinste volume bij 4°c, kouder water dan 4°c zet uit en warmer water ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bij een opwarming van een vloeistof ………………….

A

neemt het volume toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bij een afkoeling van een vloeistof……………

A

neemt het volume af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

van vloeibaar naar gas

22
Q

van gas naar vast

A

desublimeren

23
Q

van vast naar vloeibaar

24
Q

van vloeibaar naar vast

25
van vast naar gas
sublimeren
26
van gas naar vloeibaar
condenseren
27
kunnen stoffen veranderen van toename of afname van energie veranderen van aggregatietoestand?
ja
28
kenmerken aggregatietoestand
er wordt energie toegevoegd of afgevoerd de moleculen wijzigen niet van samenstelling de afstand tussen de moleculen verandet wel
29
kenmerken stofomzetting
een nieuwe stof ontstaat omdat de atoomcombinatie in de molecule verandert de moleculen veranderen wel van samenstelling
30
begrip voedingsmiddel
is iets wat je opeet
31
begrip voedingstof
is een kleiner deel van een voedingsmiddel
32
bouwstof is voor......
opbouw van het lichaam bv. eiwitten, water en mineralen
33
brandstof is voor..........
het leveren van energie bv. zetmeel, suikers en vetten
34
beschermstof is voor...............
het regelen van de werking van het lichaam bv. vitaminen en mineralen
35
lugol reageert met .................. en herkenningsreactie
zetmeel en wordt van roodbruin naar zwart
36
diastix reageert met ............... en herkenningsreactie
glucose en herkenningsreactie wordt van groen naar bruin
37
albustix reageert met.................. en herkenningsreactie
eiwit en herkenningsreactie wordt van geel naar groen
38
wit papier reageert met......................en herkenningsreactie
vetten en herkenningsreactie wordt van wit naar doorzichtig
39
kobaltchlioridepapier reageert met..................... en herkenningreactie
water en herkennningreactie wordt van blauw naar roze
40
begrip absorptie
opname van voedingstoffen in het bloed
41
begrip vertering
verkleining van een voedingsmiddel tot opneembare voedingsstoffen
42
begrip mechanisch
verkleining door beweging (kauwen,peristaltiek)
43
begrip chemisch
verkleining door enzymen in sappen
44
organen die sap afgeven
speekselklier, lever, maag, 12-vingerige darm, alvleesklier, dunne darm
45
stofomzetting ...............
in alle organen waar spijsverteringssappen zitten
46
stofuitwisseling............
dunne darm/dikke darm
47
bouw gebit
kroon hals wortel
48
voorkomen van tandbederf
tanden poetsen niet veel en niet vaak snoepen tandarts bezoeken niet als notenkraker gebruiken
49
maagplooien--> oppervlaktevergroting
groot oppervlak in een kleine ruimte
50
peristaltiek=
knijpbewegingen=meganisch