Nederlands JOB Flashcards
1
Q
beloftevol (le)
A
promising/многообещающий
2
Q
het concert (en)
A
a concert
3
Q
de houding
A
attitude
4
Q
de spreker
A
speaker
5
Q
weergeven (gaf weer, heeft weergegeven)
A
to show
6
Q
tegenover
A
towards/about
7
Q
de actie (s)
A
the action
8
Q
staan tegenover de actie
A
face the action
9
Q
de vervoeging
A
conjugation
10
Q
het verlangen (s)
A
desire
11
Q
het aanbod
A
offer
12
Q
de uitnodiging
A
invitation
13
Q
het voorstel (len)
A
proposal
14
Q
dit wil zeggen (d.w.z.)
A
this means
15
Q
de wens
A
wish
16
Q
de wil
A
wil
17
Q
de noodzaak
A
necessity
18
Q
onvermijdelijk
A
unavoidable
19
Q
Je moet op tijd komen!
A
You need to come on time!
20
Q
het advies (adviezen)
A
advice