NEDERLANDS Flashcards

1
Q

(1.1) Onderwerp

A
  • Thema van de tekst
  • woord of woordgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(1.2) Inleiding

A
  • Aandacht trekken
  • Onderwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(1.2) Slot

A
  • Bevat de hoofdgedachten
  • Conclusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(1.3) Middenstuk

A
  • Deelonderwerpen uitwerken
  • 1 of meer alinea per deelonderwerp
  • Een deelonderwerp per alinea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(1.3) Tekstdelen

A
  • Alinea sorteren
  • De tekst is op te delen in de volgende onderdelen/tussenkopjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(1.4) Alinea en kernzinnen

A
  • Goede alinea bevat 1 hoofdgedachten/kernzin
  • Meestal 1 of laatste zin
  • Soms, 1ste zin structuren dus laatste zin.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(1.6) Publiek

A
  • Tekstdoel bereiken door rekening te houden met publiek
  • Welke voorkennis heeft het publiek

Voor welk doel groep is de tekst
- onderwerp
- bron
- Taalgebruik
- Lay-out

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(1.7) Standpunt en Argumenten

A

Stelling
- Uitspraak of bewering over bepaald onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(1.7) Standpunt en Argument

A

Argumenten: om standpunten te verdedigen of aanvallen
-STANDPUNT want ARGUMENT
-ARGUMENT dus STANDPUNT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(2.1) Tekstsoorten

A

-Amuseren
-Informeren
-Uiteenzetting
-Opiniëren
-Overtuigen
-Activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(2.3) Uiteenzetting, Betoog en Beschouwing

A

UITEENZETTING
- informeren
BETOOG
- overtuigen
BESCHOUWEN
-optinieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(2.4) Tekstanalyse STAP 1

A

orienterend lezen
-Onderwerp bepalen
-Verwachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(2.4) Tekstanalyse STAP 2

A

Idee van inhoud krijgen
- Inleiding en slot bepalen
- Deelonderwerp bepalen
- Strepen zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(2.4) Tekstanalyse STAP 3

A

Precies lezen
- Verwachtingen bevestigd
- Moeilijke woorden
- Markeren
- Deelonderwerpen
- Functiewoorden per alinea
- Signaal woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(2.4) Tekstanalyse STAP 4

A

Analyse afronden
- Tekststructuur noteren
- Hoofdgedachten noteren
- Tekstdoel noteren
- Tekstsoorten noteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(2.5) Mengvormen

A

Combinatie van
- Informeren en overtuigen
- Overtuigen en activeren
- Opinieren en overtuigen
- Activeren en opinieren

17
Q

(2.5) Mengvormen hoofdgedachten vastsellen

A
  • Uiteenzetting
  • Betoog
  • Beschouwing
  • Activerende tekst