nederlands Flashcards
aan doen
deed aan
ik heb aan gedaan
aantrekken
trok aan
aangetrokken
afsluiten
sloot af
afgesloten
bakken
bakte
gebakken
bedriegen
bedroog
bedrogen
beginnen
begon
begonnen
begrijpen
begreep
begrepen
bestaan
bestond
bestaan
bewegen
bewoog
bewogen
bezoeken
bezocht
bezocht
bidden
bad
gebeden
bieden
bood
geboden
bijten
beet
gebeten
binden
bond
gebonden
blazen
blies
geblazen
blijven
bleef
gebleven
breken
brak
gebroken
brengen
bracht
gebracht
deelnemen
nam deel
deelgenomen
denken
dacht
gedacht
doen
deed
gedaan
dragen
droeg
gedragen
drijven
dreef
gedreven
drinken
dronk
gedronken
duiken
dook
gedoken
ervaren
ervoer
ervaren
eten
at
gegeten
gaan
ging
gegaan
genezen
genas
genezen
geniet
genoot
genoten
geven
gaf
gegeven
graven
groef
groeven
hangen
hing
gehangen
hebben
had
gehad
help
holp
geholpen
houden
hield
gehouden
kiezen
koos
gekozen
kijken
keek
gekeken
klimmen
klom
geklommen
knijpen
kneep
geknepen