natuurwetenschappen Flashcards

1
Q

het doel van natuurwetenschappen

A

het onderzoek en begrijp van de natuur en de natuurverschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tussen de tenen zitten______________________ om krachtig af te duwen

A

zwemvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een experiment uitvoeren gebeurt volgens een natuurwetenschappelijke methode

A

stap 1:een probleem omschrijven (onderzoeksvraag)
stap 2:een hypothese formuleren
stap 3:informatie verzamelen over het probleem
stap 4:een onderzoek uitvoeren
stap 5:gegevens uit het onderzoek verwerken
stap 6:de onderzoeksvraag beantwoorden en een conclusie formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

organismen waarnemen gebeurt met alle zintuigen via:

A
  • directe waarneming van organismen in natuur
  • indirecte waarneming (sporen van organismen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef enkele vb van abiotische factoren

A

-verlichtingssterekte
-bodemsvochitigheid
-bodemhardheid
-bodemtemperatuur
-doorlatenheid van de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de ecologisch evenwicht

A

als alle soorten organismen in een biotoop in de juiste verhouding aanwezig zijn spreek je van een ecologisch evenwicht .
-er is een verstoring van het ecologisch evenwicht als er soorten organismen verdwijnen uit een bitoop en als dar ook gevolgen heeft voor de andere organismen.
-menselijke activiteiten zoals bebouwing en wegaaneg kunnen tot verstoring van het ecologisch evenwicht leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat kan de mens doen

A

de mens kan de leefomstadigheden in een biotoop ook postief invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een ecoduct

A

dieren kunnen op een veilige manier de weg oversteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef enkele vb van aanpassingen van planten aan hun omgeving zijn :

A

-verdikye plantendelen (reservevoedsel)=overwiteren
-bladeren met een klein verdampingsoppervlak = in extreeme weeromstandigheden
-rangschikking van bladeren met verschillende grootte = voldoende lich op vangen
-heel korte stengel met bladeren =betreding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geef enkele aanpassingen van het konijn om te overleven

A

-huidbedekking (haren) :bescherming tegen koude , schut kleur ,orienteren;
-de zijwaartste stand van de ogen om de vijanden tijdig p te sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de vormvan de romp is ___________ .daardoor ondervindt de kikker minder weerstand

A

gestroomdlijnd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de achterpoten zijn ___________en___________ om krachtig af te duwen

A

sterk gespierd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de functie van kleuren bij pauw af

A

om een wijfje te versieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

enkele aanpasingen van de kikker aan de voortbeweging in het water

A

-een glibberige huid, een gestroomlijnd lichaam, gespierd achterpoten en zwemvleizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

enkele aanpassingen van de kiker aan de voortbewing op het land

A

-gespierde achterpoten die in rust Z-vorming zijn geplooid en het springen werken ald een veer
-voorpoten die de schok opvangen bij de landing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

enkele kleuren bij dieren zijn aanpassing om hen voordeel op te leveren in de volgende omstandigheden

A

-als prooi minder opvallen bij vijanden;
-als vijanden beter de prooi benaderen
-als mannetjes een wijfje imponeren
-als mannetjes een concurent imponeren
-als prooi de kleur hebbne van een andere dierdat meer angs inboezemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn gewervelede dieren

A

gewervelede dieren zijn dier met een wervel kolom of een ruggengraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

alle gewervelde dieren hebbne volgende lichaamsdelen

A

-kop
-romp
-ledenmaten
-(staart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waarom de dakpansgewijze rangschikking van de schubben een voordeelbij de voortbewegingin het water

A

zo ondervindt de vis minder weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is de functie van een staart pen

A

sturen ,afremmen ,evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

donsveren functie

A

-vormen een isolatielaagje warme lucht
-nestmaterial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vleugelpen

A

geven stuwkracht tijdens het vliegnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

mannetjes

A

ze moeten opvallen om wijfje te veroveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

vrouwtjes

A

ze mogen niet opvallen bij broden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een levensgemeenschap

A

een levensgameenschap is een verzameling van organismen
-in dezelfde biotoop samenleven
-op een of andere manier van elkaar afhankelijk zijn

26
Q

wat is een voedselketen

A

een voedselketen is een aaneenschakeling van organismen of schakels waarbij een organismen uit de keten zich voedt met de vorige schakel en zelf voedsel is voor de volgende schakel

27
Q

wat is een voedselweb

A

een voedselweb is opgebouwd uit verschillende voedselketens die mey elkaar verbonden zijn

28
Q

wat is een voedselkringloop

A

een voedslekringloop is een gesloten voedselketen

29
Q

reducenten=

A

-afval van organismen omzetten in bruikbare mineralen.
-vb : schimmels, bacterien…

30
Q

producenten=

A

-maken hun eigen voedingstoffen aan zonder andere organismen op te eten.
-vb:zomereik,paardenbloem,herderstasje…

31
Q

consumenten

A

voeden zich met andere organismen om voedingstoffen te verkrijgen.

32
Q

fotosynthese=

A

proces om zelf suiker aan te maken

33
Q

in een voedselkringloop vind je altijd deze organismen terug en hun functies

A

-producenten:organismen diehun energielijk stoffen kunnen opbouwen uit energie arme stoffen .
-consumenten:organismen die andere organismen(plante,dieren en sommige zwammen)eten om energierijke stoffen te verkrijgen
-reducenten:microscopische kleine bcterien en schimmels die dode organismen en hun uitwerpselen omzetten in bruikbare mineralen voor producenten

34
Q

wat is een voedsel piramide

A

een voedsel piramide is opgebouw uit verschillende lagen,die de hoeveelheid voedsel per schakel in de voedselketen van een biotoop voorstellen

35
Q

wat is biodiversiteit

A

de grote verscheinheid tusssen levende wezens in een bepaalde gebied noem je de biodiveriteit

36
Q

om welke reden is het verdwijnen van de vlinders uit de biotoop een nadeel voor planten

A

het verhindert de bestuwing en dus de voortplanting van planten

37
Q

voor welke andere dieren is het verdwijnen van de vlinders nadeling en waarom?

A

het is een nadeling voor de insecten omdat ze leven van vlinders en hun rupsen

38
Q

van welke plant is de dagpauwoog afhankelijk om zich voor te planten

A

de brandnetel

39
Q

welk nadeel heeft de dagpauwoog als die plant verdwijnt

A

de dagpauwoog leg haar eitjes aan de onder kant van de bladeren . voor de rupsen die uit eitjes komen zijn die bladeren voedsel om hun te ontwikkelen tot volwassen vlinders

40
Q

biodiversiteit is belangerijk voor:

A
  • het in stand van het ecologische evenwicht
  • het in stand houden van een soort
    -de mens
41
Q

aanleggen van rust-en broedgebied

A

bereide dier-en plantensoorten
kunnen hier overleven,omdat mensen daar niet mogen komen

42
Q

begrazing van heidengebid

A

heide krijgt meer licht en ruimte omdat grootere planten geen kans krijgen om te groeien + begrazen maakt minder lawaai dan een tractor

43
Q

uit wat zijn voorwerpen opgebouwd

A

voorwerpen zijn opgebouwd uit een of meer stoffen(materie)

44
Q

materie kan voorkomen als :

A

-vaste stof
-vloeistof
-gas
de toestanden vaste stof vloeistof en gas noem je addregatietoestanden of fasen van de materie

45
Q

de massa van een voorwerp is een maat voor de hoeveemheid materie waaruit het voorwerp is opgebouwd

A

|grootheid|symbool|eenheid|symbool|
| massa | m |kilogram| kg |
| | |gram | g |
| | |miligram| mg |
___________________________________________
verband tussen de eenheiden:
1kg=1000kg
1g =1000mg

46
Q

de massa van ee hoeveelheid stof wordt bepaald met een …

A

balans
m(bekerglas en hoeveelhaid stof)-m(bekerglas)=m(hoeveelheid stof)

47
Q

het vloume van een voorwerp of een hoeveelheid stof is de ruimte die het voorwerp of de hoeveel heid stof inneemt

A

|grootheid|symbool| eenheden |symbool|
|volume | V |kubieke meter|m³
| | | deciliter |dl
| | | mililiter |ml
______________________________________________
1m³=1000l 1l=10dl
1dm³=1l 1l=1000ml
1cm³=1ml

| |liter |

48
Q

hoe kan je de volume van een vleoistof rechtsreeks aflezen

A

het volume van een vloeistof kun je rechtsreeks aflezen met gelijkte glazen voorwerpen: bekerglas,erlenmeyer en een maatcilinder

49
Q

met welke fromule bereken je de volume van een cilinder

A

V=pi.r.r.h

50
Q

met welke formule bereken je de volume van een kubus

A

V=z.z.z

51
Q

met welke formule berken je de volume van een balk

A

V=b.h.l

52
Q

volumebepaaling van een voorwerp kan op de volgende manieren gebeuren:

A

-bij regelmatige voorwerpen(kubus , cilinder…):formules
-bij onregelmatige voorwerp(sleutel,steen…):proef met waterverdringing

53
Q

uit wat is materie opgebouwd

A

moleculen

54
Q

waarvoor geberuikt een kat zijn staart

A

om in evenwicht te blijven

55
Q

waarvoor gebruikt een koe zijn staart

A

om vervelende insecten te verjagen

56
Q

waarvoor gebruikt een pauw zijn staart

A

om indruk te maken op wijfjes

57
Q

dekharen=

A

-over de hele lichaam
-beschremen tegen regen en verwondingen
-schutkleur

58
Q

wolharen=

A

-tussen de dekharen
-beschermen tegen het koude
-nestbekleding

59
Q

snorharen=

A

-op de snuit
-tasten
-orienteren in de donker

60
Q

dekveren=

A

-ze liggen over het hele lichaam
-beschremen tegen verwondingen
-kleur van de vogel(schutkleur,paringskleur)

61
Q

staart pen

A

-je treft ze aan op de staart
-sturen
-afremmen
-evenwicht