Nederlands Flashcards

1
Q

Naar welke 6 criteria kun je kijken om te zien of een tekst bij jouw leesniveau past?

A
  1. lengte van de tekst
  2. lengte van de zinnen
  3. moeilijke woorden
  4. lay-out (= hoe de tekst eruitziet)
  5. afbeeldingen (= plaatjes)
  6. onderwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat noemen we voorkennis?

A

Wat je al weet over het onderwerp, noemen we voorkennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de belangrijkste leesstrategie bij vrijwel elke tekst?

A

De belangrijkste strategie bij vrijwel elke tekst is: begin niet zomaar met lezen, maar probeer eerst te voorspellen waar de tekst over gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het handig om eerst te voorspellen waarover de tekst gaat?

A

Het is handig om eerst de tekst te voorspellen, omdat je dan weet of de tekst interessant genoeg voor je is en bij je niveau past. Daarna kun je bepalen of je de tekst helemaal gaat lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 5 dingen doe je voordat je gaat lezen?

A

Voordat je gaat lezen:
- Bepaal je leesdoel: waarom wil of moet je de tekst lezen?
- Kijk naar het tekstgeraamte: voorspel waar de tekst over gaat.
- Schrijf je voorkennis op over het onderwerp.
- Voorspel of het tekstniveau goed is.
- Bepaal of je de tekst helemaal wilt gaan lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe start je de leesmotor?

A

Dingen lezen die…
- die je interessant vindt.
- die passen bij jouw leesniveau: niet te makkelijk, niet te moeilijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 6 voordelen van lezen.

A

Voordelen van lezen, je leert
1. meer woorden.
2. meer over een onderwerp.
3. lezen wordt iets makkelijker.
4. daardoor pak je sneller weer een nieuwe tekst.
5. je gaat wéér iets beter lezen.
6. je word beter in bijna alle vakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leesmotor van beneden naar boven.

A

woordkennis
voorkennis
makkelijker lezen
beter lezen
lezen wordt leuker
meer lezen
beter in bijna alle vakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 8 dingen kan het tekstgeraamte bestaan?

A

Het tekstgeraamte kan bestaan uit:
- titel
- illustraties (afbeeldingen, foto’s, tekeningen)
- inleiding
- bron (waar komt de tekst vandaan)
- tussenkopjes
- tabel
- begin van de alinea
- eind van de alinea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 1 belangrijke leesmanier en geef kort aan wat het betekent.

A
  • ontspannend lezen Doel: gewoon lekker lezen! (1/5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 1 belangrijke leesmanier en geef kort aan wat het betekent.

A
  • zoekend lezen Doel: Je zoekt naar een geschikte tekst, of naar bepaalde informatie. (2/5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 1 belangrijke leesmanier en geef kort aan wat het betekent.

A
  • scannend lezen Doel: Je kijkt snel waar een tekst over gaat en of hij interessant is om verder te lezen. (3/5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 1 belangrijke leesmanier en geef kort aan wat het betekent.

A
  • grondig lezen Doel: Je wil echt snappen wat je leest en je wil het onthouden. (4/5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 1 belangrijke leesmanier en geef kort aan wat het betekent.

A
  • kritisch lezen Doel: Je wil weten of het waar is wat je leest en of jij het met de tekst eens bent. (5/5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 2 doelen van grondig lezen.

A
  1. Je wil echt snappen wat je leest.
  2. Je wil onthouden wat er in de tekst staat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef 2 andere woorden voor grondig lezen

A
  1. Studerend lezen.
  2. Aandachtig lezen.
17
Q

Geef 3 andere woorden / manieren van uitleg van het woord strategie.

A
  1. Handigheidje.
  2. Plan.
  3. Manier waarop je iets aanpakt.
18
Q

Leg uit waar het woord strategie vandaan komt.

A

Grieks
Strategos = veldheer
Strategia = veldheerkunst, de kunst van het oorlogvoeren.

19
Q

Noem de 5 strategieën voor grondig lezen en leg ze uit.

A
  1. Voorspellen:
    Je kijkt snel waar de tekst over gaat en je haalt je kennis over het onderwerp naar boven.
  2. Ophelderen:
    Je herleest stukjes tekst en je probeert de betekenis van moeilijke woorden of zinnen te achterhalen.
  3. Vragen stellen:
    Je vraagt je steeds af wat je nu gelezen hebt en wat de schrijver wil zeggen.
  4. Samenvatten:
    Je zet voor je zelf (in je hoofd en/of op papier) de belangrijkste informatie op een rijtje.
  5. Terugkijken:
    Je vraagt je af of je nu voldoende weet en of je nog iets moet navragen.
20
Q

Welke 10 vaardigheden zijn van belang bij online lezen.

A

Informatie zoeken en bewaren
1. Online informatie zoeken in zoekmachines.
2. Online informatie ordenen en opslaan.
Leesstrategieën
3. Doelgericht lezen: alleen lezen wat jij nodig hebt.
4. Teksten met minder duidelijke structuur toch begrijpen.
Betrouwbaarheid beoordelen
5. Betrouwbaarheid van websites beoordelen.
6. Invloed van bedrijven herkennen.
7. Tegenstrijdige informatie herkennen.
Werken met online genres
8. Links (url’s) lezen en informatie daaruit halen.
9. Online tekens en afkortingen kunnen herkennen en gebruiken.
10. Nieuwe media zoals blogs en Twitter kunnen gebruiken.

21
Q

Wat is het verschil tussen een leesmanier en een leesstrategie?

A

Een leesmanier is hoe je de tekst leest en een leesstrategie is een handigheidje om de tekst beter te leren begrijpen.

22
Q

Waardoor ga je beter lezen?

A

Heel veel lezen, doen
Meer woorden leren
Lezen wordt makkelijker
Je pakt sneller een nieuwe tekst.
Je gaat weer beter lezen

23
Q

Wat zijn de verschillen tussen het lezen van een tekst op papier en dezelfde versie, maar dan online?

A

papier = pagina is in 1 keer te zien.
PDF = je moet vaak scrollen
papier = makkelijk markeren
PDF = niet makkelijk markeren
papier = opmerkingen erbij in de kantlijn
PDF = kan dit niet
papier = pijlen, omcirkelen, vraagteken erbij
PDF = kan dit niet

24
Q

Wanneer gebruik je het tekstgeraamte vooral. Noem de 2 belangrijkste leesmanieren.

A
  1. Scannend lezen
  2. Zoekend lezen
25
Q

Wat is het verschil tussen het onderwerp van een tekst en het onderwerp van de tekst?

A

van een tekst: een woord of twee woorden waarover een tekst gaat.
van de tekst; een woord of twee woorden waarover de tekst die je ergens voor moet lezen gaat.

26
Q

Wat heb je gezocht als je in 1 zin zegt waarover de tekst gaat?

A

Dan heb je de hoofdgedachte van de tekst gezocht.