💙nederlands: 1,2,3 Flashcards
1
Q
acceptatie
A
aanvaarding
2
Q
overcompenseren
A
te fel goedmaken
3
Q
selectief
A
kieskeurig
4
Q
virtueel
A
online
5
Q
idyllisch
A
onwerkelijk mooi
6
Q
authentiek
A
echt
7
Q
pun intendid
A
opzettelijke woordspelling
8
Q
informatie geven
A
informatieve tekst
9
Q
iemand te overtuigen of te beïnvloeden
A
persuasieve tekst
10
Q
je mening geven
A
opiniërende tekst
11
Q
instructies geven
A
prescriptieve tekst
12
Q
een verhaal vertellen
A
narratieve tekst
13
Q
welke signaalwoorden zijn van stelling
A
want
immers
omdat
namelijk
aangezien
doordat
14
Q
welke signaalwoorden zijn van conclusie
A
dus
daarom
bijgevolg
vandaar
15
Q
een standpunt kun je meestal herkennen aan…
A
ik vind