Naamwoorden Flashcards

1
Q

Aandacht, de

De jongste zoon krijgt weinig aandacht van zijn ouders.
Hij besteedt aandacht aan zijn gezin.

A

Внимание

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Achtergrond, de

Binnen de familie kent iedereen de achtergrond van mijn problemen.

Hij heeft een katholieke achtergrond.

A

1) Реальная причина, основа

2) Бэкграунд

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afstand, de

Ik houd niet van huisdieren. Ik houd ze het liefst op afstand.

A

Расстояние

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Angst, de

Ik heb zo´n angst voor honden.

A

Страх

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basis, de

Ruzie is een slechte basis voor een onderhandeling.

Op basis van het diagram kun je zeggen dat…

A

Основа, основание

согласно, на основании…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behoefte, de

behoefte hebben aan

A

Потребность
Ik heb behoefte aan een pauze.
Een smartphone voorziet in de behoefte om altijd internet te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belang, het

Het is niet van belang of u student bent of niet.

Het is in het belang van de studenten dat ze extra vakken kunnen kiezen.

A

Интерес, важность

(не) важно

В интересах

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beleid, het

Het beleid van de overheid is dat buitenlanders zo snel mogelijk Nederlands leren.

A

Политика

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beperking, de

Kan iedereen meedoen aan de cursus? Nee, er is een beperking van vijftien studenten.

A

Ограничение

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bericht, het

A

Сообщение

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bezitter, de

Bij ons in de straat wonen veel autobezitters. Sommige bezitten zelfs twee auto´s.

A

Собственник, держатель

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bezit, het

Kun je straf krijgen voor het bezit van drugs?

A

Владение, собственность

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Deel, het

Een klein deel van deze groep gebruikt internet nooit.

A

Часть

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Doel, het

Het doel van deze opdracht is dat je woorden leert.

A

Цель

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ervaring, de

Ons bedrijf heeft veel ervaring in het maken van kasten

Onze ervaring is dat je beter in augustus op vakantie kunt gaan.

A

Опыт, знание

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Factor, de

Motivatie en plezier zijn belangrijke factoren voor succes.

A

Фактор

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Feit, het

Je zegt dat dat onzin is, maar het is gewoon een feit.

In feite woon ze in Rotterdam

A

Факт

Фактически

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gebrek, het

Er is in dit land een gebrek aan water.

De nieuw auto bleek allerlei gebreken te hebben.

A

Недостаток (чего-либо)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gedrag, het

Je gedrag tegenover klanten moet echt vriendelijk worden.

A

Поведение

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geheim, het

A

Секрет, тайна

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gevoel, het

A

Чувство

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gewoonte, de

A

Привычка

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Gezag, het

Ik ben bang dat mijn gezag niet zo groot is.

A

Власть

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Grens, de

Ik vind het soms moeilijk om grenzen te stellen op mijn werk.

A

Граница

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoogte, de

A

Высота

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Houding, de

Uit zijn houding blijkt dat hij erg boos is.
Nico doet heel onaardig tegen nieuwe collega’s. Ik vind dat geen prettige houding.

Je moet beter op je houding letten als je zit.

A

Поведение, позиция

Осанка, манера держаться

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Huwelijk, het

A

Свадьба

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Indruk, de

Ik heb de indruk dat je me niet begrijp.

Dat heeft veel indruk op me gemaakt.

A

Впечатление

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Jeugd, de

A

Молодость, молодежь

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Kader, het

In het kader van mijn studie…

A

Рамка

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Kennis, de

A

Знание

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Keuze / keus, de

A

Выбор

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kust, de

Ik ga altijd op vakantie naar de kust.

A

Берег, побережье

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Kwart, het

A

Четверть

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Lawaai, het

A

Шум, гам

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Leger, het

Het leger heeft niet allen de functie om te vechten.

A

Армия

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Liefhebber, de

Ik ben geen liefhebber van dat soort muziek.

A

Любитель

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Maatregel, de

De school naam maatregelen tegen het gebruik van drugs.

A

Мера

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Mate, de

In welke mate?
In gelijke mate.
Ze kan tomaten eten maar met mate.

A

… в какой мере
… в равной мере
… умеренно

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Mens, de

A

Человек

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Middel, het

Iemand de klas uit sturen is een middel om de rust in klas te bewaren.

Ik heb een goed middel tegen hoofdpijn gevonden.

A

Средство, способ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Nadruk, de

De nadruk in deze cursus ligt op spreken
…nadruk op iets leggen…

A

Акцент, ударение

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Noorden, het

A

Север

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Ministerie, het

A

Министерство

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Onderzoek, het

Ik doe onderzoek naar grip.

A

Исследование

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Onderzoeker, de

A

Исследователь

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Oordeel, het
Graag wil ik je oordeel over zijn werk.

A

Мнение, суждение, отзыв

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Oosten, het

A

Восток

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Opmerking, de

Paul maakte een opmerking over Sonja’s gedrag.

A

Замечание, примечание, пометка

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Opzicht, het

In dat opzicht…
Ten opzichte van…
De winst is dit jaar met 45 procent gedaald ten opzichte van het vorige jaar.

A

1) Отношение
В этом отношении
По сравнению с…/ По отношению к…

2) Надзор, контроль

51
Q

Orde, de

Sommige docenten kunnen goed orde houden.
Voor de goede orde, we beginnen precies om 9 uur.
Dat komt allemaal in orde.

A

Порядок, дисциплина

52
Q

Overheid, de
Regering, de

A

Правительство

53
Q

Plek, de

A

Место

54
Q

Reden, de

Dat was voor mij een reden om een andere baan te zoeken.

A

Причина, основание

55
Q

Regen, de

A

Дождь

56
Q

Schuld, de

Dat is mijn eigen schuld dat …

Bijna iedereen wie een huis bezit, heeft een grote schuld bij de bank.

A

1) Вина
2) Долг, обязательство

57
Q

Sfeer, de

A

Сфера

58
Q

Stemming, de

Olaf is in heel goede stemming omdat…

A

Настроение, расположение духа

59
Q

Streek, de

A

Местность

60
Q

Tijdschrift, het

A

Журнал

61
Q

Tocht, de

Tijdens onze vakantie in Maastricht, maakten wij ook een tocht met een boot, over de Maas.

A

Путешествие, поездка

62
Q

Traan, de

A

Слеза

62
Q

Twijfel, de

Victor kan nooit kiezen, hij twijfelt over alle beslissingen. Deze keer begrijp ik zijn twijfel: hij heeft de keuze uit twee droombanen.

A

Сомнение

63
Q

Toneel, het

A

Театр

64
Q

Vak, het

Het vak van mijn ouders lijkt mij ook heel interessant.

Van all vakken op school vond ik Engels het leukst.

A

Профессия, ремесло, занятие
Предмет (в школе)

65
Q

Verband, het

Zij doet onderzoek naar het verband tussen stress en ziekte.

A

Связь

66
Q

Vergadering, de

A

Собрание

67
Q

Verhouding, de

De verhouding tussen het aantal buitenlandste gasten en Nederlanders is ongeveer 4 op 1.

De camping was naar verhouding best goedkoop.

A

1) Соотношение, пропорция
2) Сравнительно

68
Q

Verlies, het

A

Потеря, убыток

69
Q

Volwassene, de

A

Взрослый

70
Q

Voorzitter, de

A

Председатель

71
Q

Vrees, de

Uit vrees voor een conflict zei hij niets over het vreemde gedrag van zijn baas.

A

Страх

72
Q

Vreugde, de

Tot mijn vreugde hoor ik

A

Радость

73
Q

Waarheid, de

Is het waar wat je zegt? Is het de waarheid?

A

Правда

74
Q

Westen, het

A

Запад

75
Q

Zaak, de

Als je verhuist moet je veel zaken regelen

Dit bedrijf doet veel zaken met Spanje en Portugal.

A

Бизнес, дело

76
Q

Zuiden, het

77
Q

Administratie, de

In mijn boeken kast heb ik een plank voor de administratie.

Als je verhuist, geef dan je nieuwe adres door aan de administratie van je opleiding.

A

Администрация, управление

78
Q

Achterstand, de

Hij is een halfjaar ziek geweest en daardoor heeft hij een achterstand op school

A

Отставание

79
Q

Beschouwing, de

Het lijkt gemakkelijk, maar bij nadere beschouwing is de situatie gecompliceerder dan je denkt.

A

Рассмотрение, анализ

80
Q

Bestemming, de

A

Назначение,
Пункт назначения

81
Q

Bewijs, het

Dat is toch een bewijs dat ik de taal voldoende spreek.

A

Доказательство
Свидетельство

82
Q

Binding, de
Zou je door een schooluniform een betere binding, een betere relatie met je school hebben?

A

Связка, связь, крепление

83
Q

Bui, de

A

Порыв (ветра), шквал
Настроение

84
Q

Constatering, de

Een groep onderzoekers constateert dat een op de vijf ongezond dik is. Ik schrok van die constatering.

A

Констатация

85
Q

Doorzetter, de

A

Настойчивый (определение человека), пробивной

86
Q

Handel, de

Nederland staat bekend om zijn handel. Nederland verkoopt veel producten aan het buitenland.

A

Торговля, торговые отношения

87
Q

Heimwee, de

A

Тоска по родине, ностальгия

88
Q

Hersenen, de

A

Мозги

89
Q

Humeur, het

Mijn zoon heeft vaak een ochtendhumeur; hij is niet zo aarding als hij net uit bed komt.

A

Нрав, расположение духа

90
Q

Inkomen, het

A

Доход

91
Q

Jongere, de

A

Молодой (человек), молодежь

92
Q

Kenmerk, het

Het grote verschil tussen dag- en nachttemperatuur is een kenmerk van dat klimaat.

A

Особенность

93
Q

Knuffel, de

A

Объятие

94
Q

Kroeg, de

A

Бар, паб

95
Q

Kundigheid, de

In deze toets kijken ze niet allen naar de theorie maar ook naar je kundigheid met auto´s.

A

Познание, осведомленность

96
Q

Milieu, het

A

(Окружающая) среда

97
Q

Noodgeval, het

In noodgevallen kun je direct naar de Spoedeisende hulp in het ziekenhuis.

A

Чрезвычайная ситуация

98
Q

Omgekeerde, het

Rosalie is afhankelijk van Paul en het omgekeerde is ook waar.

A

Обратное

99
Q

Omgeving, de

A

Окружение, окрестности

100
Q

Omzet, de

De omzet van de winkel was dit jaar erg goed, ze hebben veel producten verkocht.

A

Оборот (коммерческий)

101
Q

Ontslag, het

A

Увольнение, отставка

102
Q

Opvoeding, de

Mijn ouders vonden muziek heel belangrijk voor opvoeding

A

Воспитание

103
Q

Schaamte, de

Door mijn schaamte, durf ik nu niet met mijn klasgenoten te praten.

104
Q

Stage, de

In het tweede jaar van je studie loop je vier manden stage.

A

Стажировка

105
Q

Stapel, de

Op zijn bureau lag een stapel papieren

A

Стопка

106
Q

Tegenslag, de

Sociale omgeving is heel belangrijk in het ondersteunen bij de studie, het helpen met tegenslagen en on samen te ontspannen

A

Неудача, поражение

107
Q

Tegenstander, de

A

Оппонент

108
Q

Tentoonstelling, de

A

Выставка, экспозиция

109
Q

Uitdaging, de

Hij zocht een nieuwe baan, omdat hij een nieuwe uitdaging wilde.

A

Вызов, челлендж

110
Q

Uitrusting, de

A

Снаряжение, экипировка

111
Q

Uitzondering, de

A

Исключение

112
Q

Vaardigheid, de

A

Навык

113
Q

Vakbond, de

A

Профсоюз

114
Q

Vergoeding, de

A

Возмещение, компенсация

115
Q

Voldoening, de

Als je hard werk om iets te bereiken en het resultaat is goed, geeft dat voldoening

A

Удовлетворение

116
Q

Voorkeur, de

Iedereen heeft zijn voorkeur.

A

Предпочтение

117
Q

Voorraad, de

A

Запас

118
Q

Vrijgezel, de

A

Холостяк

119
Q

Wanhoop, de

A

Отчаяние

120
Q

Weduwe, de

A

Вдова

121
Q

Weduwnaar, de

A

Вдовец

122
Q

Zeikerd, de

A

Нытик

123
Q

Zolder, de

A

Чердак