Morele Ontwikkeling Flashcards

1
Q

Pre conventioneel stadium

A

Datgene wat het kind goed of slecht vind is gebaseerd op directe lichamelijke gevolgen (beloning of straf)
Tot 7 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conventioneel stadium

A

Goed of slecht wat groepsnorm is
(8-12 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Post conventioneel stadium

A

Eigen verantwoordelijkheid, losstaan van de waarden opgelegd door autoritaire
Vanaf 12 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leertheorieën

A

Behaviorisme
1. Ongeconditioneerde erfelijke reflexen
2. Associatief leren — klassieke conditionering
— operante conditionering
3. Observationeel leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klassieke conditionering

A

Geen nieuw gedrag aan leren > bestaand gedrag toepassen op nieuwe situaties
Conditioneren van reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Operante conditionering

A

Vorm van leren waar bepaald gedrag wordt beïnvloed door de consequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positieve bekrachtiging

A

Plezierig iets toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Positieve straf

A

Onplezierigs toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Negatieve bekrachtiging

A

Onplezierigs wegnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Negatieve straf

A

Iets plezierigs wegnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Modeling

A

Door te observeren leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Componenten van observationeel leren

A

Aandachtsprocessen bepalen
Geheugenprocessen bepalen
Motorische reproductieprocessen
Motivationen processen bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandachtsprocessen bepalen

A

Wat geobserveerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geheugenprocessen bepalen

A

Wat onthouden wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Motorische reproductieprocessen

A

Mentale beelden omzetten in gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Motivationele processen bepalen

A

Welk gedrag zal worden uitgevoerd