Mondeling examen Flashcards
Bespreek die knie
De knie is een gewricht dat eigenlijk uit 2 gewrichten bestaat, het in verbinding staan van deze gewrichten is weliswaar wel diersoort afhankelijk
Er zijn zeer veel slijmbeurzen in dit gewricht terug te vinden die ook een schokbrekende functie zullen hebben
Verder is deze ook opgebouwd uit 3 belangrijke beenderen :
- Dijbeen of femur
- Scheenbeen of tibia
- Knieschijf of patella
Dit is het grootste sesambeen in het lichaam
Gelegen in de eindpees van de musculus quadriceps femoris
Gewricht 1 : Articulatio femoro tibialis (tussen femur & tibia)
Hier vinden we de menisci articulares terug, deze heeft een schokbrekende functie, verzekerd de congruentie (beweeglijkheid) van het gewricht en bestaat uit fibreus kraakbeen.
Dit gewricht heeft een zeer breed gewrichtskapsel :
Fibrosa hecht zowel aan de femur als mensisci en tibia
Synovia bouwt zowel een laterale als mediale synoviaalzak uit
De gewrichtsbanden die we bij dit gewricht kunnen terugvinden zijn :
- 6 meniscusbanden
- 4 - femoro - tibiale banden
- Laterale en mediale collateraal – band
- Voorste en achterste gekruiste band
Gewricht 2 : Articulatio femoro - patellaris (tussen femur & patella)
Bij dit gewricht loopt de gewrichtsspleet volgens een verticale as waardoor de collateraalbanden volgens een horizontale as lopen.
Het gewrichtskapsel bevindt zich
- Onder de musculus quadriceps femoris
- Tussen de patella & trochlea femoris
De gewrichtsbanden die we hier terugvinden zijn :
- Ligamentum femoropattelare ( dit is een collateraalband)
- Carnivoren gaan in het begin van de musculus gastrocnemius (kuitspier) 2 beentjes hebben : de beentjes van Vesalius of de Fabella beentjes (gaat femoropatellair gewricht op aanhechten)
- Rechte patellabanden : zeer stevig & geel gekleurd wegens het hoge elastine gehalte
Extensoren
Dit zijn de spieren die het gewricht een strekkende beweging zullen doen maken
Flexoren
Dit zijn de spieren die het gewricht een buigende beweging zullen doen maken
Gewrichtskapsel
Dit is een min of meer sterk aangespannen vlies dat gespannen is tussen 2 articulerende (met elkaar gewricht makende) beenstukken
- Bevindt zich van de randen van het gewrichtskraakbeen en periost tot aan het het gewrichtskraakbeen van het andere botstuk
- Sluit de gewrichtsspleet luchtdicht af voor vacuüm te voorkomen indien de botten uit elkaar zouden wijken
- We vinden in het gewrichtskapsel ook de gewrichtssensoren terug
Bestaat uit 2 lagen : membrana synovialis (binnenste) & membrana fibrosa (buitenste)
Membrana synovialis
- Laag afgeplatte cellen met eronder losmazig bindweefsel
- Bevat veel bloedvaten, zenuwen & elastische vezels
- Produceert synovia : smeert de gewrichtsspleet & voedt kraakbeen
Membrana fibrosa
- Bestaande uit een netwerk van collageenvezels voor stevigheid
- Indien hier meerdere collageenvezels in dezelfde richting lopen : ligament
- Slecht doorbloed = zorgt voor lange genezingstijd
Benoem de verschillende lagen van het ruggenmerg
Ruggenmerg : medulla spinalis Grijze stof : cellichamen + dendrieten - Canalis centralis : hersenvocht - Voorhoorn : Motorisch - Achterhoorn : Synaps schakelneuronen - Zijhoorn : schakelneuronen Witte stof : gemyeliniseerde vezels - Voor -, achter - & zijstrengen - Tractus
Onderdelen elleboog
- Olecranon (beletten overextensie)
- Humerus
- Ulna
- Radius
- Precessus coronoïdeus (lateraal & mediaal)
de kleppen van het hart
- Valva tricuspidales (atrioventriculaire klep)
- Chordae tendineae
- Valva trunci pulmonalis
- Valva bicuspidalis / mitralisklep
- Aortaklep
Aders van het hart
- Venae cavae
- Vena cava caudalis en cranialis
- Truncus pulmonalis
- Venae pulmonales
- Linker en rechter coronaire arterie
- Venae coronariae
onderdelen van het hart
- Sulcus coronarius (lijn artria - ventrikels)
- Sulcus interventricularis
- Atrium dextrum
- Sinus venarum cavarum
- Interventriculair septum
- Fossa ovalis
- Ventriculus dexter
- Trabeculae
- Atrium sinistrum
- Auricula sinistra
- Myocardium
- Atrio - ventriculaire knoop
- Bundel van Hiss
- Purkinjevezels
- Endocardium
- Epicardium
EKG uitleggen
Dit is een curve met positieve en negatieve toppen die het prikkeling proces van het hart weergeeft
P - top
- Geleiding van prikkel door atriummyocard
- Geeft depolarisatie van de atria weer
P - Q segment
- Geleidingstijd die de prikkel nodig heeft om de ventrikelspier te bereiken
- Dit komt door de vertraagde prikkelgeleiding in de Atrio - ventriculaire knoop
QRS - complex
- Geeft de depolarisatie van de ventrikels
- = Prikkelinvasie van het ventrikelmyocard
- Q : via de bundel van Hiss
- R : purkinjevezels
- S : omhoog in ventrikelmyocard tot annulus fibrosus
ST - segment
- Depolarisatie van de ventrikels
- Wegebben van de prikkel toestand van het ventrikel
T - top
- Repolarisatie van de ventrikels
- Elektrische rusttoestand van het ventrikelmyocard
Benoem alle onderdelen van het bekken
- Bekken gordel
Het heupbeen is opgebouwd uit 3 stukken
- Os ilium : darmbeen
- Os pubis : schaambeen
- Os ischii : zitbeen
Tussen het os ischium en os pubis bevindt zich het foramen obturatorium (opening voor spieren & arteriën)
Acetabulum : samenkomst van de 3 heupbeenderen
Fossa acetabuli : aanhechtingsplaats ligamenten achterbeen
- Bekkenkanaal
- Apertura pelvis cranialis : bekkeningang
- Cavum pelvis : bekkenholte
- Aperture pelvis caudalis : bekkenuitg ang
Articulatio sacroiliaca : gevormd door facies articularis van os ilium & os sacrum
Onderdelen lieskanaal
- Peritoneum
- Bindweefsellaag
- Buikspieren (van L → R)
- Musculus obliquus externus abdominis
- Musculus obliquus internus abdominis
- Musculus transversus abdominis
- Zaadstreng liggend in inwendige liesopening
- Ligamentum inguinale
- Blaaskoepel bedekt door peritoneum
- Linea alba
- Oppervlakkige laag rectusschede
- Zaadstreng, liggend in de uitwendige liesopening
- Symphysis pubica
Veneuze retour
Transport van zuurstofarm bloed terug naar het hart waar dat het hart deze terug naar de longen stuurt en hier wordt het bloed voorzien van zuurstof.
- Aderkleppen
- Plooien in tunica intima van venen
- Beletten terugvloei veneus bloed - Hartpomp
- Tijdens ventrikel systole worden atria gerekt met drukdaling tot gevolg en aanzuigen veneus bloed - Adempomp
- Tijdens inademen : vergroting van thoraxvolume
- Onderdruk in thorax → aanzuigen veneus bloed - Spierpomp
- Bij spiercontractie worden vene die zich tussen of in de spieren bevinden toe geduwd → verplaatsing van bloed richting hart - Arteriële pomp
- Bij dilatatie van een naburige arterie ter hoogte van de polsgolf, vernauwt het lumen van de naastliggende vene → bloed richting hart
Bespreek de bloeddruk
De bloeddruk is de druk die door het bloed op de wand van het bloedvatensysteem wordt uitgeoefend
Er bestaan 3 soorten :
- De arteriële bloeddruk
- De capillaire bloeddruk
- De veneuze bloeddruk
1 Arteriële bloeddruk
Deze is afhankelijk van het hartdebiet en de perifere weerstand
Hartdebiet : hoeveelheid bloed (volume) dat per tijdseenheid door het hart wordt gepompt (L/min)
- Afhankelijk van hartritme & slagvolume
- Hartdebiet = slagvolume * hartfrequentie
Perifere weerstand : de weerstand die het bloed ondervindt in de bloedvaten
Bepaald door:
- Contractietoestand van de bloedvaten
- Elasticiteit van de vaten
- Bloedviscositeit
De arteriële bloeddruk moet bij gezonde dieren binnen bepaalde grenzen liggen, deze is onder meer ook afhankelijk van het hartritme waar zich een systolisch ene diastolische druk is te meten :
- De systolische druk : de bovendruk die gevormd wordt bij het samenknijpen van het hart
- De diastolische druk : de onderdruk die gevormd wordt wanneer het hart zich ontspant
systolische druk > diastolische druk
Maar deze is moeilijk te meten bij huisdieren
2 Veneuze bloeddruk
Normaal gezien zit er een 59 % van het circulerende bloed in het veneuze systeem
Al het bloed in het veneuze systeem stroomt via de venae cavae naar het rechter atrium
In het rechter atrium wordt er dan een centraal veneuze druk gevormd, deze is afhankelijk van:
- Veneuze toevloed naar het hart
- Vermogen van het hart om bloed weg te pompen
Extra eigenschappen van de centrale veneuze druk
- Indien deze laag is, wijst dit op een ondervulling in het vaatstelsel of een zeer krachtige hartwerking
- Indien deze hoog is, wijst dit op hartinsufficiëntie of overvulling van het vaatstelsel
- Een geringe drukverhoging is al snel voelbaar in
- Vena Jugularis
- Vena saphena
- Ernstige drukverhoging kan leiden tot een leververgroting en ascites
- Een zeer ernstige drukverhoging kan leiden tot een perifeer oedeem
Benoem de aangeduide delen van de huid en leg uit
De huid bestaat uit drie lagen :
- Epidermis : opperhuid
Meerlagig verhoornd epitheel en is duidelijk van de lederhuid gescheiden door een basaal membraan, bevat geen bloed of lymfevaten wel zenuwuiteinden
- Stratum corneum- Bovenste laag
- Laag schilfers met keratine
- Eeltvorming bij veel belasting en dikkere hoornlaag
- Stratum lucidum
- Stratum granulosum
- Stratum spinosum - Melanocyten : pigmentcellen
- Stratum germinativum, stratum basale - Onderste laag
- Kubisch epitheel
- Verankerd in lederhuid met groot aantal uitstulpingen : dermispapillen
- Ruimtegebrek zal voor een golving zorgen in basale laag
- Dermis : lederhuid
Bestaat uit een stevig bindweefsel (collagene en elastine vezels) en bevat bloedvaten, zenuwen, lymfevaten en musculus arectores pilorum
- Vet - talg of zweetklieren (instulpingnen in stratum garmativum)
- Papillen : Netwerk van capillairen- Talgklieren : uitmonding in haarzakje, houden huid en haren soepel
- Zweetklieren : zweet productie, thermoregulatie
- Haren : in haarzakjes, musculus arrectores pilorum
- Hypodermis : onderhuid
Bestaat uit losmazig bindweefsel waarin meerdere vetophopingen (= subcutaan vetweefsel) te vinden zijn, via bindweefselstrengen verbonden met onderliggend weefsel (fascia van spier of been)
- Bevat : Arteries & venen, Lymfevaten, huidsensoren & zenuwvezels
- Functie : Warmte - isolator, Reserve voorraad brandstof, Bescherming
Bespreek de opbouw van het gewricht
Het gewricht bestaat uit 4 delen :
- Gewrichtsoppervlakte
- Gewrichtskapsel
- Gewrichtsholte
- Bijzondere vormingen
1 Gewrichtsoppervlakte
Dit zijn de gedeelten van de 2 beenstukken die met elkaar in onmiddellijk contact staan in het gewricht.
Geen periost wegens te hoge druk
- Kom en kop bedekt met hyalien kraakbeen (= gewrichtskraakbeen)
- Gaat niet verbenen
- Gewrichtskop : convex
- Gewrichtspan : conclaaf
2 Gewrichtskapsel
Dit is een min of meer sterk aangespannen vlies dat gespannen is tussen 2 articulerende (met elkaar gewricht makende) beenstukken
- Bevindt zich van de randen van het gewrichtskraakbeen en periost tot aan het het gewrichtskraakbeen van het andere botstuk
- Sluit de gewrichtsspleet luchtdicht af voor vacuüm te voorkomen indien de botten uit elkaar zouden wijken
- We vinden in het gewrichtskapsel ook de gewrichtssensoren terug
Bestaat uit 2 lagen : membrana synovialis (binnenste) & membrana fibrosa (buitenste)
3 Gewrichtsholte
kleine virtuele holte die een kleine hoeveelheid synovia bevat = gewrichtsspleet
4 Bijzondere vormingen
- Ligamenten : locale versterkingen van de membrana fibrosa door collagene vezels
- Discus of miscus articualis: structuurtjes die kunnen voorkomen tussen de gewrichtsvlakken en die bestaan uit vezelig kraakbeen en vezelig bindweefsel, functie is schokdemping en vergroting stabiliteit
- Bursa synovialis : slijmbeurs
- Intra-articulaire pezen of ligamenten : omgeven door membrana synovialis
Leg uit hoe de schedel met de wervelkolom verbonden is
De eerste 2 halswervels zijn speciaal aangepast voor de schedel / hoofd te dragen en te kunnen bewegen :
1 Atlas : de drager
- Draagt het hoofd
- Bezit geen wervellichaam
- Bezit geen doornuitsteeksel
- Canalis transversalis voor de bloedvaten door te laten
- Het atlanto - occipitaalgewricht omvat 2 ellipsgewrichten
- Zorgt voor ja - knikken
2 Axis : de drager
- Zeer lang wervellichaam, met hierop een typisch tandvormig uitsteeksel (= dens axis)
- Atlas draait om de tand en bewerkt aldus een draaibeweging van het hoofd ( nee knikken)
- Het atlanto-axiaal gewricht is enkel een rotatiegewricht
- Nee - knikken
Verder is de schedel voorzien van een achterhoofdsbeen :
- Gelegen aan de achterzijde van de schedel
- Achterhoofdsgat : foramen magnum, voor de intrede van het ruggenmerg naar de hersenholte
- Hier bevinden zich langs beide zijden condylen die de gewrichtsvlakken voor de atlas bezitten
Wat is diffusie? Welke factoren beïnvloeden de snelheid van diffusie?
Dit is een beweging van moleculen in een vloeistof of een gas van een hogere naar een lagere concentratie. Dit proces gaat door tot er een evenwicht gevonden is.
Factoren
- Temperatuur
- Concentratieverschil
- Diffusie – afstand
- Diffusie – oppervlak
- Grootte van de deeltjes
- Viscositeit van het oplosmiddel
Bespreek het geleidingssysteem van het hart aan de hand van een EKG
- Sino atriale knoop (pacemaker) krijgt een prikkel
- We krijgen depolarisatie in het rechteratrium en linkeratrium
- Het bloed zal via de tricuspidalisklep naar de rechterventrikel gaan en via de mitralisklep naar de linker ventrikel gaan
- Dit is de P top, dus de depolarisatie van de rechtervoorkamer (rechteratrium) en linkeratrium
- De atrio ventriculaire knoop wordt ook geprikkeld
- Er is een bundel van hiss in de scheidingswand tussen de ventrikel, daardoor worden de ventrikels gedepolariseerd
- De tijd die nodig is om de prikkel naar de ventrikelwand te sturen is de PQ - tijd
- Doordat de druk stijgt in de ventrikels zullen tricuspidalis en mitralisklep sluiten
- Als de druk te groot wordt zal het bloed via de kleppen naar de truncus pulmonalis en de aorta worden gepompt → dit hoort men en is de eerste harttoon
- QRS tijd is depolarisatie van de ventrikels met Q = bundel van his, R = purkinje vezels en S = omhoog door ventrikelwand tot aan annulus fibrosus
- Daarna is er repolarisatie en zullen de ventrikels terug ontspannen, de truncus pulmonalis klep en aortaklep gaan dan sluiten, dit zorgt voor een trilling en is hoorbaar als tweede harttoon
- Enkel de eerste en tweede harttoon mag gehoord worden
- Derde harttoon treedt op wanneer het atrium terug gevuld wordt
Geef het verschil weer tussen geel en rood beenmerg en leg uit waar ze voorkomen
Rood beenmerg
- Actieve beenmerg : maakt voortdurend nieuw bloed
- Komt voor in de mergholten van de diafysen van lange pijpbeenderen en in het spongieus been van de korte pijpbeenderen en de platte beenderen
Geel beenmerg
- Rood beenmerg dat vervet is
- Merg in grote mergholten van de diafysen van de lange pijpbeenderen
- Produceert geen bloedcellen, maar kan bij langdurig tekort aan bloedcellen omvormen tot rood beenmerg om tekorten aan te vullen
Geef het verschil tussen glad en dwarsgestreept spierweefsel
Glad spierweefsel
- Onwillekeurig spierweefsel
- Spoelvormig uitgerekte cellen met 1 kern
- Overlangs lopende myofibrillen zonder streping aangezien ze kris kras gelegen zijn
- Voorkomen in buisvormige organen
- Bezenuwd door het (ortho) sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel
- Traag vermoeid en trekken traag samen
Dwarsgestreept spierweefsel
- Skeletspieren
- Bestaat uit meerdere spierbundels opgebouwd uit meerdere spiervezels
- Spiervezels = samensmelting van verschillende spiercellen door het oplossen van de tussenliggende membranen
- Spiervezel bevat dus meerdere kernen en is tot 18 cm lang
Arteriële bloeddruk
De arteriële bloeddruk is de druk in de slagaders, de druk is hier hoger in tegenstelling met aders waardoor de slagaders ook steviger zullen zijn dan de aders
Lymfocyten
- Kleinste celsoort van de WBC
- Grote kern en weinig cytoplasma
- Voorlopers aangemaakt in beenmerg en daar uitrijpen of verandering ondergaan in thymus
- In lymfoïde organen omgevormd tot T- en B-lymfocyten
5 functies skelet
- Steun en stevigheid
- Bescherming van de organen
- Voorzien van origo - en insertie plaatsen voor de spieren
- In bepaalde beenderen vinden we beenmerg terug
- Opslagplaats voor calcium
Welke bloedcellen zijn er en wat is hun functie?
Rode bloedcellen : erythrocyten
- Bijna 95% van celcomponent in bloed
- Levensduur ± 100 dagen
- Vrij kleine cellen zonder kern en zonder mitochondriën : geringe stofwisseling
- Bevat zeer veel hemoglobine waardoor zuurstof gemakkelijk gebonden kan worden in de longen, verplaatst worden en afgegeven worden in andere weefsels
Witte bloedcellen
- Leucocyten : aanzienlijk minder rijk aanwezig in het bloed
- Verzamelnaam voor groep cellen die bij het immuunsysteem is betrokken : ruimen lichaamsvreemde stoffen op (vb bacteriën) en produceren antilichamen tegen lichaamsvreemde eiwitten (= antigenen)
- Levensduur: enkele dagen tot enkele weken
Bespreek de buikspieren en geef hun functie
Aan te kunnen duiden weefsels :
- Musculus obliquus abdominis externus
- Musculus obliquus abdominis internus
- Musculus transversus abdominis
- Musculus rectus abdominis
- Navel
- Linea alba
Functie
- Dragen van de ingewanden
- Ademhaling
- Buikpers
Bespreek de bouw van een neuron. Welke soorten zijn er?
Bouw
- Groot cellichaam
- Kern en nucleoli
- Uitgebreid ER
- Golgi apparaten
- Celmembraan heeft 1 of meer uitlopers
Soorten
- Schakelneuronen : CZS
- Efferente neuronen : Signalen naar weefels
- Afferente neuronen : Signalen naar sensorisch systeem
Wat is het nadeel van een breuk in het kraakbeen?
Rond het kraakbeen bevindt zich geen periost waardoor het herstel en de doorbloeding moeilijk is.
Functies van de huid uit
- Bescherming
- Uitscheiding
- Warmteregulatie
- Synthese vitamine D
- Sensorische functie
- Voedselreserve
Leg de verschillende soorten reflexen uit
Een reflex is een automatische activiteit (motorisch) als antwoord op een prikkel (sensorisch)
Afhankelijk van het schakelcentrum onderscheiden we 3 soorten :
- Spinale reflexen
- Flexiereflex
- Spierspoelreflex
- Cremasterreflex
- Hersenstamreflexen
- Corticale reflexen
Bewustwording van dit soort reflexen gebeurd pas na het motorisch effect
Dan hebben we ook nog :
- Onvoorwaardelijke reflexen
- Aanwezig bij pasgeborene
- Voorwaardelijke reflexen
- Van voorwaarden afhankelijk
- Door hersenschors opgeroepen
Bespreek de reflexboog
Dit is de weg die de impuls aflegt van de sensor (prikkelplaats) tot effector (reactieplaats)
Opeenvolgend volgt dan :
- Sensor (zintuig)
- Afferente zenuw
- Reflexcentrum (in hersenmerg, hersenstam of hersenschors)
- Efferente zenuw
- Effector (spier, klier)
Daarna zal de prikkel ook doorgegeven worden aan de hersenen maar deze zal pas waargenomen worden na de motorische reactie
Bespreek de functionele bloedsomloop ter hoogte van de longen
Truncus pulmonalis (arteria pulmonalis) ⇩ Zuurstofarm Longen ⇩ Zuurstofrijk Venae pulmonales ⇩ Linker atrium
Malleolus
Knobbel
Truncus brachiocephalicus
Eerste slagader die uit de aorta ontspringt
Rustpotentiaal
Het verschil in lading tussen de binnen- en buitenzijde van het celmembraan van zenuwcellen als ze geen impulsen voortgeleiden.
Ischemie
Vermindering of onderbreking van de bloedtoevoer naar een orgaan of weefsel
Purkinjevezel
Bundels van gespecialiseerd hartspierweefsel die zich aan de binnenkant van de beide kamers van het hart bevinden. Deze vezels zijn gespecialiseerd in het snel voortgeleiden van de actiepotentialen die de samentrekking van het hart organiseren.
Synchondrosis
Verbinding van kraakbeenweefsel tussen 2 botten, de lengte van de kraakbeenverbinding bepaalt de buigzaamheid
Adductie
Beweging naar elkaar toe, zoals van een arm of been naar de lichaamsas toe
Actine + myosine
Zijn de myofilamenten die zorgen voor de opbouw van myofibrillen, de dunne actinefilamenten en de dikke myosinefilamenten schuiven in elkaar bij contractie. Actine en myosine zijn eiwit - moleculen.
Neuron
Zenuwcel
Discus intervertebralis
Tussenwervelschijf
Sinoatriale knoop
Peacemaker, bepaalt het hartritme
Geef de kenmerken van een levend wezen
Stofwisseling of metabolisme
De opname van materiaal uit de omgeving en de omzetting in lichaamseigen (organisch) materiaal , welk opnieuw kan afgebroken worden tot de elementaire elementen.
Noodzakelijk voor groei en vervanging van cellen
- Anabolisme : constructief metabolisme
- Katabolisme : destructief metabolisme
Prikkelbaarheid
Vermogen om te reageren op prikkels
Vermenigvuldiging
Ongeslachtelijk versus geslachtelijk
Vermogen om te evolueren
Vorm van actieve aanpassing aan het milieu
origo en insertio van een spier
Origo : Waar de spier door de pees is vastgemaakt op het minst beweeglijke skeletdeel (oorsprongspees)
Insertio : waar de spier is vastgehecht door de pees is vastgemaakt op het meest beweeglijke skeletdeel (vasthechtingspees)
Wat zijn synergisten en wat zijn antagonisten
Spieren die meewerken en spieren die tegenwerken
Wat is de linea alba
Witte lijn die over de buik van het dier loopt, hier bevinden zich geen bloedvaten, hier wordt ook vaak gesneden bij de operatie van het dier
Wat zijn coronairen en waar vinden we ze terug
Coronairen zijn kransslagaders, en ze lopen over het hart zodat ze het hart zelf ook kunnen voorzien van voedingsstoffen
Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie
Bij een ontsteking komt er geen bacterie of een virus tussen, dit is bij een infectie wel het geval
Wat wordt er bedoeld met depolarisatie en repolarisatie van de ventrikel
Depolarisatie: samentrekken van de ventrikel door middel van een prikkel
Repolarisatie: terug ontspannen van het hart
Schets kort de verschillende bloedcellen die er zijn
- Erythrocyten ( rode bloedcellen → transport zuurstof)
- Thrombocyten (bloedplaatjes → stolling)
- Leucocyten ( witte bloedcellen → afweer)
- Lymfocyten en monocyten ( verschil in kern)
Wat is een hernia
Hernia nuclei pulposis
Een uitstulping van een tussenwervelsschijf hetgeen een zenuw kan afklemmen of druk uitoefenen op het ruggenmerg, indien dit het geval is spreken we van een hernia
Uit welke 3 lagen bestaat de hartwand
- Endocardium (binnenste laag , is dun, bindweefsel en endotheelcellen)
- Myocardium (middelste ,dik door hartspiercellen)
- Epicardium (buitenste, bindweefsel en afgeplatte cellen)
Geef 4 functies van het bekken
- Stuwkracht van het achterbeen overbrengen op de wervelkolom
- Last van de wervelkolom overdragen op de femur
- Aanhechting van zware spiermassa’s
- Doorgang verlenen aan de vrucht
Geef enkele functies van het periost
- Voeding via de bloedvaten
- Diktegroei door aanzetten nieuw been
- Gevoelensfunctie via pijnreceptoren
- Herstelfunctie ( callusvorming na breuk)
- Aanhechtingsplaats voor pezen
Anastomosen
Dwarsverbindingen tussen bepaalde vaten
processus anconeus
uitsteeksel aan de ulna aan de proximale zijde van het ellebooggewricht
Bloedserum
Bloedserum = Bloed - (bloedcellen & fibrinogeen)
Wanneer je bloed afneemt en in een buisje doet, gaat zich spontaan een stollingsreactie voordoen. De bloedklonter zakt naar de bodem van het buisje en de vloeistof die erboven staat noemt men het bloedserum. In de klonter bevinden zich alle bloedcellen, maar ook het fibrinogeen (stollingseiwit).
Callusvorming
Nieuw botweefsel dat een brug vormt tussen de delen van een herstelde botbreuk
Hyperthermie
Te hoge lichaamstemperatuur met vasolatatie tot gevolg
Geef het aantal cervicale wervels
Carnivoren Ruminantia Equus Sus
Cervicaal (hals) 7 7 7 7
Thoracaal (borst) 13 13 18 14
Lumbaal (lende) 7 6 6 5
Sacraal (heupen) 3 5 5 4
Ligamentum inguinale
Het ligamentum inguinale (de liesband) is een band dwars in de liesplooi die loopt vanaf de spina iliaca anterior superior naar het tuberculum pubicum. Het vormt de basis van de canalis inguinalis
Homeostasis
Proces waarbij organismen het interne milieu van chemische en fysische processen in evenwicht houden
Hartspier
- Overgang tussen dwarsgestreept en glad spierweefsel
- Onwillekeurig, traag vermoeid en slechts 1 kern per cel
- Rood en gestreept
- Alle spiervezels onderling sterk verbonden en vormen syncytium
Benoem de aangeduide delen op de schedel
De schedel wordt opgedeeld in 2 grote delen : hersenschedel & aangezichtsschedel
Hersenschedel
- Schedeldak
- Schedelbasis
De onpare beenderen
- Os occipitale : achterhoofdsbeen
- Os sphenoidale : Wiggebeen
- Os frontale : Voorhoofdsbeen
De pare beenderen
- Os parietale : wandbeenderen
- Os temporale : slaapbeenderen
- Os lacrimale : traanbeentjes
Aangezichtsbeenderen
Onpare beenderen
- Mandibula : onderkaak
- Os hyoideum : tongbeen
Pare beenderen
- Maxilla : onderkaak
- Os platinum : gehemelte
Welke bloedvaten voorzien de hersenen van bloed?
Het endotheel is continu, zonder intercellulaire poriën. Dit heeft als gevolg dat de uitwisseling tussen bloed en weefsel anders verloopt.
We spreken van een bloedhersenbarrière
Deze barrière werkt selectief
- In vet oplosbare stoffen passeren ongehinderd
- Koolhydraten en eiwitten zijn voor hun passage afhankelijk van actief transport
De bloed-hersenbarrière kan voorkomen dat bepaalde schadelijke stoffen het hersenweefsel bereiken
De hersenvliezen en de binnenzijde van de schedelbeenderen worden van bloed voorzien door een aftakking van de arteria carotis externa
- Deze aftakking komt door een opening in de schedelbasis binnen en vertakt zich vervolgens tussen periost en dura mater
- We spreken van menineale vaten
De hersenen worden via 2 wegen van bloed voorzien :
Via de a. carotis interna en via de a. basilaris
- De a. carotis interna is een aftakking van de truncus caroticus, die de schedel binnenkomt via een opening in de schedelbasis. Deze slagader voorziet de hersenen en het oog van bloed
- De a. basilaris ontvangt bloed uit de linker- en rechter wervelslagader (a. vertebralis). In de hersenen wordt er een arteriële vaatring gevormd, welke een collaterale circulatie mogelijk maakt
De bouw van de hersencapillairen wijkt af van die van gewone capillairen
Syndrosis
Gewrichten in de vorm van een kraakbeenverbinding (synchondrosis) worden onder meer aangetroffen in de tussenwervelschijven in de wervelkolom. Tussen het spaakbeen (radius) en de ellepijp (ulna) in de onderarm bevinden zich de membrana interossea, een gewricht in de vorm van een bindweefselverbinding (syndesmosis)
(ortho) - parasympatica
- Sympatisch zenuwweefsel: is actief wanneer dier uiterlijk actief is, het stimuleert de hartactiviteit en de ademhaling, verhoogt de bloedsuikerspiegel en de spanning in de skeletspieren, de spijsvertering wordt geremd.
- Parasympatisch: is actief als dier passief is, stimuleert de spijsvertering, vertraagt hart en ademhaling, remt spieractiviteit.
Geef enkele platte beenderen en enkele lange
Platte : Scapula & Sternum
Lange : Humerus & Radius
Spieratrofie
Dunner worden van de spier door immobilisatie of uitputting cachexie
Systole
Tussen eerste en tweede harttoon: bloed stroomt naar lichaam, want tricuspidalis en mitralis zijn gesloten en pulmonalis en aortaklep openen
Diastole
Wanneer het hart zich terug vult met bloed, dus tussen tweede harttoon en eerste harttoon
Bespreek de bouw van de ribben
De ribben of costae zijn een bewegelijke structuur waarin het hart en longen goed beschermd liggen
De ribben zelf
- Grootste deel is benig
- Costae verae (ware ribben) : door middel van kraakbeen met sternum verbonden
- Costae spuriae (valse ribben) : verbonden met laatste rib door middel van kraakbenige ribbenboog
- Costae fluctuantes (zwevende ribben) : enkel in verbinding met ruggenwervels
- Kop hals en lichaam, tussen kop en hals: ribknobbel
Verdere eigenschappen
- Ribben lopen evenwijdig met elkaar, hiertussen inwendige en uitwendige tussenribspiertjes
- Met wervels verbonden via gewrichtjes ter hoogte van fovea articulares
- Met sternum verbonden via ribkraakbeen
bekkengordel
De bekkengordel bestaat uit een aantal vergroeide beenderen. Het is via het heiligbeen verbonden met de wervelkolom. De bekkengordel vormt het aanhechtingspunt voor de achterpoten. Naast aanhechtingspunt is het ook een draaipunt zodat de achterpoten kunnen bewegen.