moeilijke woorden leren Flashcards
1
Q
such as
A
zoals
2
Q
eventually
A
uiteindelijk
3
Q
immediately
A
meteen, gelijk
4
Q
once
A
zodra, toen, eenmaal
5
Q
besides 1
A
bovendien, daarnaast
6
Q
besides 2
A
behalve, anders dan
7
Q
in fact 1
A
sterker nog
8
Q
although
A
(al) hoewel
9
Q
by contrast
A
daarentegen
10
Q
in spite of
A
ondanks
11
Q
however
A
echter, maar
12
Q
in fact 2
A
feitelijk, eigenlijk
13
Q
even though
A
hoewel
14
Q
even so
A
toch, desondanks
15
Q
except
A
behalve
16
Q
reinforce
A
versterken
17
Q
then again
A
aan de andere kant
18
Q
unlike
A
in tegenstelling tot
19
Q
whereas
A
terwijl