Module 4 Flashcards
1
Q
der kleine Löffel, Teelöffel
A
het lepeltje
2
Q
Kaffee mit Zucker / Milch
A
koffie met suiker / melk
3
Q
der Milchschaum
A
het (melk) schuim
4
Q
der Eiskaffee
A
de ijskoffie
5
Q
der doppelte Espresso
A
de dubbele espresso
6
Q
die Tasse
A
het kopje
7
Q
die Untertasse
A
het schoteltje
8
Q
der Tee
A
de thee
9
Q
der Fruchttee
A
de vruchtenthee
10
Q
frischer Minztee
A
verse muntthee
11
Q
der Kräutertee
A
de kruidenthee
12
Q
Schwarztee
A
zwarte thee
13
Q
das Glas
A
het glas
14
Q
eine Kanne (Kaffee)
A
een pot (koffie)
15
Q
ein Becher (Kaffee)
A
een beker koffie