Module 4 Flashcards

1
Q

definitie het zelf

A

cognitieve representatie van iemands eigen zelf, ideen of beelden die iemand over zichzelf heeft en waarom iemand zich gedraagt

komt door practices en worldviews

ons zelf ontwikkelt door waarmee we omringt zijn; reactie op de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Markus en Kitayama (1991) over cultureel perspectief van het zelf

A

independence en interdependence. in Japan bijvoorbeeld word het zelf meer gedefinieerd door de personen warmee je omringt bent.

cirkeltjes met aparte cirkeltjes of kruisende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorbeeld van gastvrijheid met independence en interdependence

A
  • independent: host laat gast kiezen
  • interdependence: host maakt bepaald broodje omdat hij heeft herinerd dat gast ooit gezegd dat hij die lekker vind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

manieren van assesment

A
  • inclusion of other in self scale = hoe meer overlap hoe meer de ander included is bij jouw zelf
  • twenty statement test = i am, i am etc. mensen kunnen vaak maar 7-9 dingen verzinnen, maar slechte test want interdependent culturen omschrijven zichzelf in context.
    (om hiervoor te controleren kun je; me at school, me at work etc zeggen en dan zie je dat japanners zichzelf ook meer omschrijven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

self-esteem en self-enhancement

A
  • self-esteem = cognitive and affective evaluations one makes about him- or herself
  • self-enhancement = collection of psychological processes by which one bolsters his/her self-esteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is self-esteem verdeeld in collectivistische en individualistische culturen en waarom

A

vroege studies laten zien dat individualistische culturen een beter zelfbeeld hebben dan collectivistisch. kan komen door
- self-effacement
- better than average effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

self-effacement?

A

neiging om eigen kwaliteiten/kunnen te downplayen; suggereerd dat collectivistische culturen dit meer hadden

willen er niet uitspringen; focussen op self-esteem zou betekenen dat je dit at the expense van anderen doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

better than average effect

A

neiging van individuen om te overschatten hoe vaak een gewenste trek voorkomt en overschatten van hun consequenties
- USA overestimate ability (wel redelijk USA specifiek)
- japanners denken juist dat meer mensen het beter doen dan hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

self enhancement verschillen tussen culturen, aspecten en doelen

mutual self-enhancement?

A

mensen van verschillende culturen doen allemaal aan self-enhancement, maar op andere manieren; misschien nadruk leggen op individuele aspecten of juist in relationele contexten
- mutual self-enhancement: verkregen door het geven en krijgen van complimenten tussen partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

types identiteit

A
  • persoonlijk
  • collectief; welke sociale categorie je bij behoort
  • relationeel; je relatie tot anderen
  • cultural
  • ethnic
  • racial
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tajfel 1978 definitie van sociale identiteit

A

het deel van het zelfconcept van een individu verworven van zijn kennis van zijn membership in een sociale groep, samen met de waarde of emotionele significantie van deze membership

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

etniciteit en etnische identiteit

A

etniciteit gaat over culturele heritage, een gedeelde ervaring. belief in common ancestral origin, taal, traditions en vaak religie en geografisch territory

ethnic identity = combinatie ethnicity en social identity (develops)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe ontwikkelen we een identiteit?

ethnic identity formation

A
  • toegeschreven: etnische categorie
  • zelf categorisatie: etnische groep

termen zijn niet neutraal en identiteitsformatie heeft altijd een relatie met macht.

members van een majority groep denken niet na over hun etnische identiet, denken default te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

partiele identiteiten

A

iedereen hoort bij meerdere categorien en afhankelijk van context komen deze naar voren.
het aantal identiteiten hangt af van levensfas en sociaal netwerk
- meer identiteiten in nontraditionele culturele contexten
- minder in traditionele (tight cultures)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

identity denial/misrecognition effect

A

iemand word niet herkend als lid van de groep waar hij of zij zichzelf bij vind horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vroegste posities van biculturalism

A
  • park 1928: leven in twee culturen is onwenselijk
  • Goldberg (1941) en Green (1947): alleen als conflict geinternaliseerd is. normen van een subcultuur hebben is een buffer. hangt af van het conflict en hoe di ervaren word
16
Q

biculturalism/alternation van fromboise et al (1993)

alternation = model of 2nd culture acquisition

A

wide range of differences: problem solving skills, relational patterns etc.
bijvoorbeeld hispanics in de US
-> individuen uitten mischien beter cognitief functioneren en seld-esteem.
vergelijkbaar aan studies naar bilingualism

17
Q

key to well being (positief gebruik) in biculturalism/alternation

A

competentie in beide culturen
- kennis van culturele geloven en waarden
- positieve houding tegenover beide groepen
- bicultural efficacy
- communicatie kennis
- role repertoire
- groundedness (veiligheid in je leven)

18
Q

manieren om verschillende cultuurreferenties en belonging te definieren

A

statisch
- demografisch
- inu/bidimensionseel

dynamisch
- domein specifiekheid
- dynamische constructivistische approach (CFS, cultural framswitching)
- cultuur als gesitueerde cognitie (CSC, Oyserman et al., 2009)

19
Q

dynamic constructivism

CFS

A

cultuur zien als een netwerk van discrete specifieke constructen die getriggerd worden als ze relevant worden.
cultuur is domeinspecifieke kennis en een individu zijn kennis varieert in toegankelijkheid.
primig = activation

20
Q

attributie taak vissen en interpretatie hiervan

Morris en Peng 1994

A

amerikaanse participanten hangen meer gewicht aan disposities, chinezen aan sociale context.
- Amerikanen: voorste vis is leider daarom vooraan
- Chinezen: de vis word achterna gezeten door de andere vissen

het idee dat mensen ook echt iets anders doen ls ze met verschillende cues worden gepresenteerd testen

21
Q

priming experiment 1 met die vissen

A

biculturele hong kongers geprimd met amerikaanse of chinese prime, dan gevraagd op een schaal van 1-12 of de vis leid of achtervolgd word.
-> resultaat dat met chinese prime hogere externe attributie

22
Q

priming experiment 2 en 3 met die vissen

A
  • 2; open ended questions, gecodeerd voor interne/externe attributie
  • 3; met human actions (waarom eet dik kind taart op verjaardag)

beide zelfde patronen; biculturele personen verschillen in handelingen per welk schema actief is

23
Q

CSC - culture as situated cognition

temporary and chronic construct accesibility (Bargh, Bond, Lombardi & To

A

culturele orientaties en gedragingen interacteren met situationele factoren
- temporary: for the time being something is accesible
- chronic construct ability: hoe meer je iets doet hoe beter je je aanpast

-> als je in je cultuur bij de groep moet horen word je daar beter in en word het dus chronisch accesible
- interacteerd met situationele factoren

24
Q

CSC studies en verschillen in landen

A
  • Amerikanen zijn beter in herinneren van abstracte ideen en het geheel (Nisbett, 2003)
  • Japanners zijn beter in proporties tussen elementen (Kitayama, Duffy, Kawamura & Larsen, 2003)
25
Q

verschillen CSC en CFS

A
  • CSC heeft een meer bottom-up aproach en CFS top-down
  • manipulation method
  • possible targets
26
Q

implicaties voor het begrip van cultuur

A
  • belang van taal als culturele marker
  • focussen op het cognitieve proces leid niet tot 1 uitkom
  • variantie heeft misschien wel wat te doen met toegankelijkheid
27
Q

BII: biculutral identity integration.

mediator/moderator

A

compatible en oppositional culturele identiteiten; percepties van overlap en conflict.
voorspellers van BII
- orientatie
- stressoren (bv discriminatie)
- persoonlijkheid