Mis Flashcards

1
Q

state, condition

A

toestand

-zijn toestand is niet levensbedreigend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

harmful

A

schadelijk, gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sufficient

A

volledig, genoeg —-> ant. onvolledig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

insight

A

inzicht

  • inzicht krijgen, hebben
  • door onderzoek meer inzicht krijgen in de schadelijke gevolgen van een stof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to lose something/game

A

verliezen (verloor, heeft,is verloren)

  • Ik heb mijn sleutels verloren.`
  • verloren en gevonden voorwerpen
  • # winnen
  • Als ik met mijn zoon dam, verlies ik altijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

to connect

A

aansluiten
(sloot aan, heeft aangesloten)

  • een computer aansluiten op een netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

necessarily

A

per se

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

findings

A

bevindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to prove

A

bewijzen
(bewees, heeft bewezen)

  • Kun je bewijzen dat je al zestien bent?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1- to confirm

2- to fix

A

bevestigen
(bevestigde, heeft bevestigd)

1-

  • een afspraak bevestigen
  • Hij vroeg of ik ook kwam, en dat bevestigde ik.

2- vastmaken
- een foto met een punaise aan de muur bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to reject

A

1 - afkeuren
2 - weigeren (weigerde , heeft geweigerd)
- Ze weigerde alle hulp.

3- verwerpen (verwierp , heeft verworpen)
- Het voorstel werd met een meerderheid van stemmen verworpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

suggestion

A

voorstel

  • Mijn voorstel is om eerst te gaan eten.
  • een voorstel doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to accuse

A

beschuldigen (heeft beschuldigd)

  • iemand beschuldigen van diefstal
  • iemand valselijk/vals beschuldigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to complain (ghor zadan)

A

mopperen (heeft gemopperd)

- mopperen op de scheidsrechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to estimate

A

inschatten (heeft ingeschat)

  • inschatten dat de kosten wel zullen meevallen
  • een inschatting maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to cover

A

bedekken (heeft bedekt)

- bedekt met een dikke laag stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

to experience, to witness, to go through

A

meemaken (heeft meegemaakt) = ervaren

  • Ik heb ervan gehoord, maar ik heb het nooit zelf meegemaakt.
  • Ze is nog jong, maar ze heeft al heel wat meegemaakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to hide

A

verstoppen (heeft verstopt) = verbergen

  • een cadeautje verstoppen
  • zich verstoppen achter een boom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to secure

A

beveiligen (heeft beveiligd)

  • een huis beveiligen tegen inbraak
  • iemand die wordt bedreigd (threatend) beveiligen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

to threaten

A

bedreigen (heeft bedreigd )

  • iemand bedreigen met een pistool
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

to express

A

uiten (uitte, heeft geuit)

  • je mening uiten over de ontwikkelingen
  • moeite hebben om je gevoelens te uiten
  • je zorgen uiten over de bezuinigingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

opinion

A

mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

baased, founded

A

gebaseerd op

- Dat programma is gebaseerd op een samenwerkingsmodel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

approach –> come close

approach –> contact

A
benaderen: benaderde, heeft benaderd = 
approach, come close
- vriendelijk benaderd worden,
- iemand voorzichtig benaderen
- een wereldrecord benaderen 

approach, contact:
- de personeelschef benaderen voor een loonsverhoging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

to consider

A

1- overdenken (overdacht, heeft overdacht)
over iets nadenken

  • een voorstel overdenken voordat je een beslissing neemt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

slow

A

traag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

object, item, article

A

voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

in advance, first, beforehand

A

vooraf # achteraf

  • We moeten vooraf het effect op de gezondheid evalueren.
  • Vooraf gingen we even koffie drinken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

to reject, disapprove

A

afkeuren # goedkeuren
keurde af, heeft afgekeurd
- Daarom moeten we dit verslag afkeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

statement, disclosure

A

mededeling

- Er worden geen mededelingen gedaan over de toestand van het slachtoffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

inzet

A

1- effort, 2- commitment
1) moeite die je doet
Voorbeeld: je werk met veel inzet doen

2) doel dat je wilt bereiken
Voorbeeld: De inzet van de vakbonden is een loonsverhoging van vier procent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

to hide

A

verbergen (verborg, heeft verborgen)

  • een schat op zolder verbergen,
  • zich verbergen achter een boom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

to involve, to engage

A

betrekken (betrok, betrokken)

  • Ik betrek mijn collega’s bij belangrijke beslissingen.`,
  • Ik voel mij betrokken bij de gang van zaken op school.,
  • iemand betrekken in de voorbereiding van een feest,
  • `We moeten proberen ook de jongeren te betrekken.
34
Q

in my opinion

A

volgens mij

wat mijn betreft

35
Q

weak - strong

A

zwak - sterk

36
Q

to replace

A

vervangen (verving, heeft vervangen)

De tunnel vervangt de oude brug., Zij zal hem tijdelijk vervangen.`

Wanneer ga je nu eindelijk die lamp vervangen?

37
Q

support, help

A

ondersteuning

  • Van de overheid verwacht hij geen enkele financiële ondersteuning.`
38
Q

to support

A

ondersteunen (ondersteunde, heeft ondersteund) = steunen

  • een oude heer ondersteunen bij het lopen
  • iemand financieel ondersteunen
39
Q

unless

A

tenzij

  • Ik kom morgen, tenzij ik moet werken.
40
Q

despite

A

ondanks (iets)

  • ondanks de storm gaan fietsen
41
Q

take precautionary actions

A

voorzorgsmaatregelen nemen

42
Q

gift

A

geschenk, cadeau

43
Q

to resign

A

ontslag nemen

  • ontslag nemen als je een andere baan hebt gevonden`
44
Q

suspicious, unreliable

A

verdacht (niet betrouwbaar)

  • Dat vlees ziet er verdacht uit, volgens mij is het bedorven.`
45
Q

it’s possible

A

zou kunnen

46
Q

progress

A

voortgang

  • Hoe staat het met de voortgang van het project?,
  • voortgang maken met iets
47
Q

to save, to store

A

opslaan (sloeg op, heeft opgeslagen)

  • gegevens opslaan in een database,
  • een deel van je meubels opslaan als je tijdelijk in het buitenland gaat wonen
48
Q

urgent

A

dringend

  • een dringend telefoontje
49
Q

to complete

A

afronden (rondde af, heeft afgerond) = afmaken, voltooien

  • `je studie binnen een jaar afronden
50
Q

purpose

A

doeleind

51
Q

rather, relatively

A

behoorlijk, redelijk

52
Q

to deliver

A

afleveren (heeft afgeleverd) = bezorgen

  • een doos wijn afleveren`
53
Q

to find out

A

uitvinden

  • een nieuwe methode uitvinden om bederfelijke spullen gezonder te bewaren`
  • Ik weet nog niet hoe ik daar moet komen, maar dat vind ik nog wel uit.
54
Q

existing

A

bestaand

55
Q

to distinguish

A

onderscheiden (heeft onderscheiden)

  • twee soorten kamelen onderscheiden, namelijk met één en met twee bulten`
56
Q

enable, activate, turn on

A

inschakelen (heeft ingeschakeld) # uitschakelen

  • de verwarming inschakelen
57
Q

belonging, possession

A

bezitting

  • met achterlating (leaving behind) van alle persoonlijke bezittingen
58
Q

ocassionally, once in a while

A

af en toe

59
Q

to exclude

A

1- uitzonderen (zonderde uit, heeft uitgezonderd)

  • Dat voorval (incident) wordt van die regel uitgezonderd.

2- uitsluiten ( sloot uit, uitgeloten)

  • een speler uitsluiten van deelname aan de komende wedstrijden wegens (due to = vanwege, door) wangedrag (slecht, vervelend gedrag)
60
Q

to disrupt, interrupt, disturb

A

verstoren (verstoorde, heeft verstoord)

  • We willen dat proces niet verstoren.
61
Q

upside down

A

ondersteboven = met de bovenkant naar beneden

  • een glas per ongeluk ondersteboven op tafel zetten
62
Q

to remove

A

werwijderen = weghalen

  • Fietsen die in de weg staan, worden verwijderd.
63
Q

to spend

A

1- time
doorbrengen

  • je vakantie doorbrengen in het buitenland`,
  • je zaterdag doorbrengen met sporten`

2- besteden (besteedde, heeft besteed)

verbruiken (voor iemand of iets)

  • veel geld besteden tijdens je vakantie,
  • tijd besteden in een stad
64
Q

to smoothen, facilitate, ease, relax

A

versoepelen (versoepelde, heeft/is versoepeld)

  • Door deze oefeningen versoepelen je heupen.
  • De banken versoepelen de kredietnormen voor bedrijven.,
  • voorwaarden versoepelen
65
Q

requirements, conditions, terms

A

voorwaarden

  • Plezier in je werk is een voorwaarde voor succes.,
  • aan een voorwaarde voldoen (to meet, fulfil)
66
Q

let alone…

A

laat staan

67
Q

to spoil, to corrupt

A

bederven (bedierf, heeft/is bedorven) = rotten

  • Hij wil de verrassing niet bederven.
  • Zet het vlees in de koelkast anders bederft het.
68
Q

to poison

A

vergiftigen (vergiftigde, heeft vergiftigd)

  • iemand met arsenicum vergiftigen
  • vergiftigd
  • vergiftiging
69
Q

compared to

A

ten opzichte van

70
Q

to decrease

A

dalen (daalde, heeft gedaald)

  • dalende vliegtuigen,
  • dalende prijzen,
  • `een dalende temperatuur
  • daling # stijging
71
Q

to increase

A

stijgen (steeg, heeft gestegen)

  • De prijzen zijn alweer gestegen.,
  • `Huizenkopers hebben een stijgende waardering voor deze wijk.
72
Q

to spread

A

verspreiden (verspreidde, heeft verspreid)

  • het nieuws verspreiden
73
Q

to commit (a crime)

A

plegen (pleegde, heeft gepleegd)

  • een moord plegen`,
  • `een overval plegen
74
Q

aimed at, focused on

A

gericht (op)

  • reclame die op rijke ouderen gericht is
  • De commissie zal gerichte maatregelen op de korte termijn voorstellen.
75
Q

oral, orally

A

mondeling

  • mondelinge examens
76
Q

original, originally, initially

A

oorspronkelijk

  • oorspronkelijk uit Spanje komen, maar nu de Belgische nationaliteit hebben`,
  • De oorspronkelijke versie van het boek was veel langer; het is sterk ingekort.
77
Q

so-called

A

zo-genaamde

78
Q

following something, …

A

naar aanleiding van iets

  • Naar aanleiding van uw advertentie, schrijf ik u dat …`
79
Q

known, famous

A

bekend

  • een bekende acteur`,
  • bekende Nederlander,
80
Q

to exempt

A

vrijstellen (stelde vrij, heeft vrijgesteld)

  • iemand vrijstellen van militaire dienst,
  • iemand vrijstellen van het betalen van belastingen
  • vrijstelling
  • een fiscale (tax) vrijstelling`