Meten Flashcards

1
Q

Wat is meten?

A

Een getal dat we toekennen aan een bepaald aspect van de lengte, tempratuur, gewicht, afstand, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke eenheid gebruiken we in de klas?

A

Eerst natuurlijke maateenheden

Dan standaardmaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn natuurlijke maateenheden?

A

Variëren in grootte

Voeten van mij zijn groter van kls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn standaardmaten?

A

Altijd en overal voor iedereen hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kwantitatieve kenmerken?

A

We meten iets en drukken het uit in een getal.

Het kan gemeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kwalitatieve kenmerken?

A

Zaken die je niet kan meten: vormen, kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is kwantificeren?

A

Als je het resultaat met een maateenheid vergelijkt bekom je een hoeveelheidsbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke fases zijn er bij het meten?

A
  1. Hoeveelheden verkennen: ervaringen opdoen en begripsvorming
  2. Kwalitatief vergelijken en ordenen
  3. Meten en meetresultaat representeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit: hoeveelheden verkennen: ervaringen opdoen en begripsvorming (fase 1)

A

Jongste kls zijn niet echt bezig met vergelijken
Belangrijkste activiteit = ervaren
Als KO: benoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit: kwalitatief vergelijken en ordenen (fase 2)

A

Kls vergelijken kwalitatieve zaken.
Geen metingen, enkel grof vergeleken
Ook geen benoeming van het verschil (hoeveel groter/zwaarder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: meten en meetresultaat representeren (fase 3)

A
Kls moeten zelf tot een gekozen maateenheid komen 
Twee mogelijke meetsituaties: 
1. Maateenheid  het te meten voorwerp 
   Meten via afknippen
   Voorbeeld met meetstok
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de massa?

A

De hoeveelheid materie van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er als je vloeistof overgiet in kleinere glazen?

A

Jonge kls: geen conservatie, steunen volledig op hun firecte visuele waarneming
Oude kls: enige conservatie maar twijfelen snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

En als je dat doet met een vaste stof (klei)?

A

Niemand vertoont conservatie.

Dat is pas vanaf 7 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk soort grootheden zijn lengte, hoogt, afstand?

A

Lineaire grootheden

= Lineaire grootte/eendimentionale grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen lengte en afstand?

A

Lengte meet je van IETS

Afstand meet je tussen TWEE punten

17
Q

Wat is belangrijk bij meten?

A

De beginpunten mooi uitlijnen

18
Q

Proef met de lengte: wie stelt wat vast?

A

Jonge kls: onderste is langste
5 jaar: twijfel
7 jaar: inzicht in behoud van lengte = conservatie

19
Q

Proef met torens op verschillende vlakken: wie stelt wat vast?

A

Jonge kls:
Slechts een globale visuele vergelijking van de hoogte
Het ontgaat hen dat ze op verschillende vlakken staan
4 jaar:
Kijkt, bouwt zonder opkijken, kijkt weer, breek af en
begint opnieuw
5 jaar:
Twijfelen aan juistheid van visuele schatting en
bedenken hiervoor oplossingen. Maar maken zich
weinig zorgen over het behoud van afmetingen tijdens
transport.
Oude kls:
Analyseren
Merken het hoogteverschil op
Oplossing bedenken lukt nog niet

20
Q

Wat zijn de verschillende stappen voor het gebruiken van een tussenmaat?

A

5 jaar
Zoekend
Tussenmaat moet op te meten voorwerp lijken
7 jaar
Tussenmaat dat te groot is gebruiken
Volgende stap
Te kleine tussenmaat gebruiken
Verschil bijpassen met iets anders
Laatste stap
Voorwerp gebruik dat véél te klein is en het een aantal
keer passen in de toren => toont aan dat ze het gebruik
van een maateenheid nu volledig begrijpen

21
Q

Wat zijn de doelen voor het lineair meten?

A

Fysiek ervaren en verkennen van lengte, breedte, …
Kwalititieg vergelijken en ordenen
Rekentaal ontwikkelen: lang, hoog, dik, diep, …
Meten/kwantificeren

22
Q

Welke stappen zijn er om ervaringen op te doen met lineaire grootte?

A
  1. Ervaringen opdoen
  2. Experimenteren, vergelijken en ordenen met doelgericht materiaal
  3. Meten en meetresultaat bepalen
23
Q

Wat is belangrijk in stap 1?

A

Verwoorden en benoemen

24
Q

Wat is belangrijk in stap 2?

A

Verschil = duidelijk => op zicht vergelijken
Schil = onduidelijk => op tast vergelijken (Voelen stimuleert het representatievermogen)
Sorteren en seriëren spontaan
KO: geef aanzetten tot:
Problemen oplossen
Behoud van hoeveelheid oefenen
Bewerkingen

25
Q

Wat is belangrijk in stap 3?

A

Herhaaldelijk gebruiken van 1 maateenheid
Resultaten vergelijken
Opdrachten naar bewerkingen geven

26
Q

Welk materiaal gebruik je om te meten?

A

Waardevol of kosteloos, alles kan.

27
Q

Wat doe je met het materiaal?

A

Experimenteren
Gerichte opdrachten
Gebruiken in klas

28
Q

Welke andere activiteiten kan je nog doen?

A
Vertellen 
Raadsels
Behangen 
Matrix
Klei
Ontdekhoek rond meten
29
Q

Met wat is de hoeveelheid aan materie sterk verbonden?

A

Met de inhoud

30
Q

Hoe kan je daarop oefenen?

A

Veel ervaring opdoen!

Zandtafel bvb

31
Q

Wat zijn de doelen voor het meten van de inhoud?

A

Inhoud verkennen
Experimenteren met materiaal
Meten

32
Q

Met welk materiaal kan je inhoud goed verkennen?

A

Opdrachten met flesjes en in het winkeltje