Meten Flashcards

1
Q

Direct vergelijken

A

Kleuters leggen twee of meer zaken naast elkaar en kunnen dan vaststellen welke de grootste, kleinste of langste is bijvoorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indirect vergelijken

A

Kleuters kunnen twee zaken niet verplaatsen en moeten dus op een creatieve manier een vergelijking maken. Zoals welke boom op het schoolplein de dikste is, dat kun je doen door een touwtje wol om een boom te wikkelen en dan af te knippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ordenen

A

Voorwerpen van groot naar klein leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Classificeren

A

Verschillende soorten voorwerpen bij elkaar leggen, bijvoorbeeld met kleur of vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Samenstellen

A

Kleuters maken een lengte na met stroken of schoenen. Samenstellen is ook van twee figuren de oppervlakte vergelijken die allebei anders van vorm zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afpassen

A

Een lengte samenstellen met maar één maat. Zoals met handen een lengte berekenen en dan gebruik maken van om en om, hand voor hand leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grootheden

A

Met Rekenen-Wiskunde gaat het meten om grootheden; lengte, oppervlakte en inhoud, vergrotingen en verkleiningen, verhoudingen enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tijdsbegrippen

A

Woorden die de tijdsbesef bevorderen, zoals straks, vandaag, morgen, ochtend en avond, enz. Maar ook minuten en uren zijn tijdsbegrippen. Tijdsbesef kan ook goed bevorderd worden door plaatjes met de volgorde van de dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kwantificeren

A

Het leren om grootheden in getallen uit te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maatstaf

A

De eenheid of grootheid wat gebruikt wordt om te meten. In plaats van het gebruik maken van de hoeveelheid stappen, kun je beter gebruik maken van één schoen om te bepalen wat de afstand is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Natuurlijke maten

A

Een manier om te meten met losse grootheden, zoals bijvoorbeeld stappen. Dit is geen goede manier want natuurlijke maten zoals stappen verschillen per persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeeld standaard maten

A

Laat kinderen een moderne schilderij maken met lijntjes van 10 centimeter. En laat ze dan vakjes inkleuren waarbij aangrenzende vakken niet dezelfde kleur mogen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metrieke stelsel

A

Het stelsel met alle verschillende maten die met elkaar verbonden zijn (mm - cm - dm - m - dam - hm - km).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Samengestelde grootheid

A

Een combinatie van twee grootheden, bijvoorbeeld bevolkingsdichtheid: aantal x oppervlakte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Oppervlakte - Driehoek

A

Basis x Hoogte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oppervlakte - Parallellogram

A

Hoogte x Breedte

17
Q

Oppervlakte - Trapezium

A

Hoogte x (onderlijn + bovenlijn) : 2

18
Q

Oppervlakte - Onregelmatig figuur

A

4x driehoek berekenen en dan plus elkaar

19
Q

Oppervlakte - Cirkel

A

pi x straal x straal

20
Q

Inhoud - Cilinder

A

pi x straal x straal x hoogte

21
Q

Inhoud - Driehoekig prisma

A

Basis x Hoogte : 2 x Hoogte prisma

22
Q

Inhoud - Piramide en kegel

A

Inhoud cilinder en balk en dan : 3

23
Q

Stelling van Pythagoras

A

a2 + b2 = c2. Hoogte2 + breedte2 en dan door de wortel.