Membraan biogenese 1 Flashcards

1
Q

Koppel elk organel aan het juiste aantal membranen.

a. Golgi-apparaat
b. Mitochondriën
c. Chloroplasten
I. 1 membraan
II. 2 membranen
III. 3 membranen

A

a. Golgi-apparaat - I. 1 membraan
b. Mitochondriën - II. 2 membranen
c. Chloroplasten - III. 3 membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De functies van membranen omvatten de vorming van microcompartimenten, selectieve opname en afgifte van stoffen door _______________, en communicatie tussen cel en omgeving.

A

membraantransport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ongeveer __% van onze genen codeert voor membraaneiwitten.

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

True/False:
Membranen vormen geen microcompartimenten in cellen.

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

True / False: Mitochondriën hebben slechts één compartiment.

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De evolutionaire oorsprong van mitochondriën is het resultaat van symbiose tussen een ______________ bacterie en een ______________ voorloper van eukaryote cellen.

A

aerobe bacterie en een anaerobe voorloper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden membraaneiwitten naar het ER getransporteerd?

a. Transmembraan transport
b. Vesicle transport
c. Gated transport

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke sequentie bevindt zich aan de C-terminus van ER-eiwitten en zorgt voor returntransport naar het ER?
a. KDEL-sequentie
b. Signaalsequentie
c. Amfipatische helix

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg het proces uit van eiwittransport door membranen bij ER en mitochondriën.

A

Antwoord kan het proces van vesiculair transport en de rol van eiwitcomplexen omvatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn signaalsequenties en waarom zijn ze noodzakelijk voor eiwitimport?

A

Signaalsequenties zijn aminozuurvolgordes die eiwitten targeten naar specifieke celcompartimenten. Ze zijn nodig voor het herkennen van het doelorganel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de rol van het unfolded protein response (UPR) in het omgaan met ER-stress.

A

Het UPR wordt geactiveerd bij ophoping van ongevouwen eiwitten in het ER en initieert maatregelen om eiwitten correct te vouwen of af te breken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Koppel elk eiwittransportcomplex aan het juiste organel.
- a. TOM-complex
- b. SAM-complex
- c. TIM23-complex
- d. OXA-complex

I. Mitochondriën
II. Endoplasmatisch reticulum

A

all in Mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eiwitten die naar mitochondriën moeten, bevatten vaak een amfipatische ____________.

A

helix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ____________-sequentie bevindt zich aan de C-terminus van ER-eiwitten en zorgt voor returntransport naar het ER.

A

KDEL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

True/False:
Membranen hebben geen contact met elkaar in cellen.

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

True / False
Mitochondriale eiwitten worden co-translationeel geïmporteerd.

A

T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het Sec61-complex heeft alfa-helices in de vorm van een tunnel met een ____________.

a. Plug
b. Channel
c. Vesicle

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Glycosylering van eiwitten in het ER lumen gebeurt door de toevoeging van suikers aan ____________.

A

asparagine

Asn (N)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van dolichyl pyrofosfaat bij de glycosylering van eiwitten?

a. Transport van eiwitten
b. Donor van suikergroepen
c. Initiëring van eiwittranslocatie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke route volgt een eiwit dat de ERAD-route ingaat?
a. Terug naar het cytosol
b. Naar het Golgi-apparaat
c. Naar de mitochondriën

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leg het proces van glycosylering van eiwitten in het ER uit.

A

Beschrijf het toevoegen van suikers aan eiwitten in het ER lumen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe herkent het UPR-systeem stress in het ER en welke aanpassingen worden geactiveerd?

A

Het UPR detecteert ongevouwen eiwitten. Aanpassingen omvatten de verhoging van chaperone-eiwitten en de vermindering van eiwitsynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Koppel elk transportcomplex aan het juiste organel.
- a. COPII vesicles
- b. SRP
- c. Sec61 complex
- d. COPI vesicles

I. Endoplasmatisch reticulum
II. Golgi-apparaat

A
  • a. COPII vesicles - From I. Endoplasmatisch reticulum to II. Golgi-apparaat
  • b. SRP
  • c. Sec61 complex - I. Endoplasmatisch reticulum
  • d. COPI vesicles - II. Golgi-apparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De ____________-sequentie stuurt eiwitten naar het endoplasmatisch reticulum.

A

signaalsequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

True/False:
SRP herkent signaalsequenties op eiwitten die naar het Golgi-apparaat gaan.

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

True / False:
COPI-vesicles zijn betrokken bij anterograad transport van eiwitten.

A

F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q
A
30
Q
A
31
Q

Wat is de functie van SRP tijdens de eiwittranslocatie naar het ER?

a. Het stabiliseren van eiwitten
b. Het voorkomen van aggregatie van eiwitten
c. Het medieren van de interactie tussen het signaalpeptide en het Sec61-complex

A

C

32
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van COPI-vesicles in het Golgi-apparaat?
a. Retrograad transport
b. Anterograad transport
c. Signaalherkenning

A

A

33
Q

Beschrijf het proces van anterograad transport van eiwitten van het ER naar het Golgi-apparaat.

A

Beschrijf het verplaatsen van eiwitten van het ER naar het Golgi-apparaat via transportblaasjes.

34
Q

Wat is het doel van het retrograad transport van COPI-vesicles?

A

Het doel is om eiwitten terug te brengen naar eerdere compartimenten, zoals het ER of het Golgi-apparaat.

35
Q

Hoe wordt de specificiteit van eiwittransport gewaarborgd tijdens het proces van signaalherkenning en translocatie?

A

De specifieke sequentie-informatie, zoals signaalsequenties, bepaalt het targeten van eiwitten naar specifieke organellen.

36
Q

Koppel elk Golgi-compartiment aan de juiste functie.
- a. Cis-Golgi-netwerk
- b. Mediale Golgi
- c. Trans-Golgi-netwerk

I. Modificatie van suikergroepen
II. Sortering van eiwitten
III. Ontvangt eiwitten van het ER

A

a. Cis-Golgi-netwerk - III. Ontvangt eiwitten van het ER
b. Mediale Golgi - I. Modificatie van suikergroepen
c. Trans-Golgi-netwerk - II. Sortering van eiwitten

37
Q

Eiwit glycolysering: Een ____________ in het ER voegt een suikergroep, van een ____________ dat verankert in het ER membraan zit, toe aan eiwitten op ___________

A

Oligosaccharyl transferase, (lipid-linked) oligosaccharide, Asparagine aminozuur = N (Asn-X-Ser/Asn-X-Thr)

38
Q

Het cis-Golgi-netwerk ontvangt eiwitten van het ____________.

A

ER

39
Q

True/False:
Het Golgi-apparaat is betrokken bij de synthese van eiwitten.

A

F

40
Q

True / False
Het trans-Golgi-netwerk is betrokken bij de sortering van eiwitten.

A

T

41
Q

COPI-vesicles zijn betrokken bij het transport tussen ____________.

a. ER en Golgi
b. Cis-Golgi en mediale Golgi
c. Trans-Golgi en plasmamembraan

A

B

42
Q

____________-enzymen in het Golgi-apparaat verwijderen suikergroepen van glycoproteïnen.
a. Glycosyltransferase
b. Glycosidase
c. Kinase

A

Glycosidase

43
Q

Waar vindt de sulfatering van suikergroepen op glycoproteïnen plaats?

a. Cis-Golgi-netwerk
b. Mediale Golgi
c. Trans-Golgi-netwerk

A

B

44
Q

Wat is UPR? Wanneer en leidt tot welke 4 dingen?

A

UPR stress respons: Als een cel veel eiwitten gaat aanmaken maar het vouwingssysteem niet genoeg capaciteit heeft (ER stress), moet het ER zich gaan aanpassen om aan de nieuwe vraag voor eiwitvouwing te kunnen voldoen. Dan treedt het unfolded protein respons (UPR) in, een signaaltransductie proces waarbij een teveel aan eiwitaggregaten leidt tot veranderingen op transcriptie niveau. Waardoor er meer chaperone eiwitten worden gemaakt, de eiwitsynthese tijdelijk wordt geremd/gestopt, de ERAD wordt geactiveerd en er kan een signaal komen om meer lipiden te maken zodat het totale ER gaat groeien en er meer ruimte ontstaat om eiwitten te vouwen.

45
Q

Leg het proces van glycoproteïnesynthese en -modificatie in het ER uit.

A

Beschrijf het toevoegen en verwijderen van suikergroepen aan glycoproteïnen in het Golgi-apparaat.

Suikers worden gemaakt/gemodificeerd in het cytosol, daar kunnen ze ook geactiveerd worden. Hier worden dus ook de suikers op dolichyl pyrofosfaat gezet, eerst UDP-GlcNAc aangeplakt dan krijg je pyrofosfaat. Dan twee GlcNAc’s en een aantal geactiveerde manoses (geactiveerd door GTP). Als er 7 suikers aan dolichyl pyrofosfaat hangen wordt deze geflipt over het membraan en komt deze in het ER lumen, translocator nog niet bekend. In het lumen worden er nog meer manoses en drie glucoses aangeplakt. GDP-manoses en UDP-GlcNAc komen in het lumen terecht door dolichyl fosfaten die flippen met maar 1 manose, die ze loslaten in het lumen. In ER lumen wordt er ge-edited aan de suikergroepen.

46
Q
A
47
Q

Welke drie sensoren voor mis gevouwen eiwitten of eiwit aggregaten zijn er in het ER?

A

IRE1, PERK en ATF6

48
Q

Koppel elk transportblaasje aan de juiste functie.
- a. Exocytose blaasje
- b. Endocytose blaasje
- c. Retrograde transportblaasje

I. Secretie van eiwitten
II. Opname van moleculen uit extracellulaire ruimte
III. Terugtransport naar eerdere celcompartimenten

A

a-I, b-II, c-III

49
Q

Clathrin-coated vesicles zijn betrokken bij ____________.

A

endocytose

50
Q

Retrograde transportblaasjes dragen bij aan de ____________ van eiwitten binnen de cel.

A

Recycling

51
Q
A
52
Q

Noem vijf functies van membranen in cellen.

A
  1. Scheiding van de cel van de omgeving.
  2. Regulatie van stoftransport.
  3. Structurele ondersteuning.
  4. Facilitatie van communicatie tussen cellen.
  5. Energieopwekking (bijvoorbeeld via membranen in mitochondriën).
  • Vorming microcompartimenten
  • Selectieve opname en afgifte van stoffen (door eiwitten)
  • Transport van cellulaire componenten
  • Opslag van energie
  • Communicatie tussen cel (organel) en omgeving
53
Q

Hoe dragen membranen bij aan communicatie tussen cellen?

A

Membranen dragen bij aan communicatie tussen cellen door middel van signaalmoleculen en receptoren op het celoppervlak. Deze moleculen kunnen signalen ontvangen en doorgeven, wat essentieel is voor processen zoals groei, differentiatie en respons op de omgeving.

54
Q

Wat zijn integrale membraaneiwitten (IMP) en perifere membraaneiwitten? Geef voorbeelden van elk.

A

Integrale membraaneiwitten doordringen de membraanlipidebilaag, terwijl perifere membraaneiwitten zich aan de oppervlakte van het membraan binden. Voorbeelden van integrale membraaneiwitten zijn G-eiwitten. Voorbeelden van perifere membraaneiwitten zijn perifere receptorproteïnen.

55
Q

Welke functies hebben membraaneiwitten in een cel?

A

Membraaneiwitten hebben verschillende functies, waaronder transport van stoffen, signaaltransductie, celherkenning en structurele ondersteuning.

56
Q

Hoe verloopt het transport van eiwitten naar verschillende compartimenten in de cel?

A

Eiwittransport naar verschillende compartimenten in de cel vindt plaats via het endoplasmatisch reticulum (ER) en het Golgi-apparaat. Signaalsequenties op eiwitten sturen ze naar het juiste compartiment.

57
Q

Leg de evolutionaire oorsprong van mitochondriën uit.

A

Mitochondriën hebben waarschijnlijk een endosymbiotische oorsprong, waarbij een voorouderlijke cel mitochondriën in zich opnam.

58
Q

Wat is de rol van signaalsequenties bij eiwitimport in mitochondriën?

A

Signaalsequenties op eiwitten dienen als adresseringslabels die hun import naar specifieke delen van mitochondriën sturen.

59
Q

Beschrijf de stappen van eiwitimport in mitochondriën.

A

De stappen omvatten herkenning van de signaalsequentie, binding aan importreceptoren, transport door porineiwitten in de buitenste membraan, en uiteindelijke overdracht naar de binnenste membraan.

60
Q

Hoe vindt co-translationele eiwittranslocatie plaats naar het ER?

A

Tijdens co-translationele translocatie wordt een eiwit al tijdens de synthese aan het endoplasmatisch reticulum (ER) bevestigd.

61
Q

Wat is de rol van het Sec61 complex in eiwittranslocatie?

A

Het Sec61-complex fungeert als een kanaal voor de overdracht van eiwitten door het ER-membraan tijdens translocatie.

62
Q

Leg de positief-binnen regel uit met betrekking tot de topologie van membraaneiwitten.

A

De positief-binnen regel stelt dat positief geladen aminozuren in de cytoplasmatische loop van een membraaneiwit aanwezig zijn.

63
Q

Wat is de rol van glycosylering in het ER?

A

Glycosylering voegt suikergroepen toe aan eiwitten, wat essentieel is voor stabiliteit, vouwing en transport van eiwitten.

64
Q

Hoe verloopt de kwaliteitscontrole van eiwitten in het ER?

A

Verkeerd gevouwen eiwitten worden herkend en gemarkeerd voor afbraak door het proteasoom via het unfolded protein response (UPR) en het endoplasmatisch reticulum-associated protein degradation (ERAD)-systeem.

65
Q

Wat is het unfolded protein response (UPR) en waarom treedt het op?

A

UPR is een reactie op de accumulatie van ongevouwen eiwitten in het ER, wat kan leiden tot celstress. Het probeert de eiwitsynthese te verminderen en de afbraak van ongevouwen eiwitten te bevorderen.

66
Q

Welke functies worden door membranen vervuld?
a. Energieopslag
b. Communicatie tussen organellen
c. Synthese van ribosomen
d. A en B

A

D

67
Q

Hoe herkennen mitochondriën eiwitten die naar de matrix moeten worden geïmporteerd?
a. Door een lipide-anker
b. Via een signaalsequentie met een amfipatische α-helix
c. Door interactie met golgi-eiwitten
d. Door specifieke transportkanalen

A

B

68
Q

Wat is de belangrijkste functie van het Sec61 complex in het ER?
a. Energieproductie
b. Eiwitglycosylering
c. Eiwittranslocatie
d. Lipidensynthese

A

C

69
Q

Wat gebeurt er als een eiwit in het ER verkeerd is gevouwen?
a. Het wordt gerepareerd door chaperone eiwitten.
b. Het wordt afgebroken door het proteasoom.
c. Het wordt teruggestuurd naar de ribosomen voor correctie.
d. Het wordt naar de mitochondriën getransporteerd.

A

B

70
Q

Wat triggert het unfolded protein response (UPR) in het ER?
a. Een overvloed aan eiwitaggregaten
b. Een tekort aan lipiden in het ER
c. Optimaal gevouwen eiwitten
d. A en B

A

A