Medische terminologie les 4 Flashcards
Inleiding in de medische terminologie
1
Q
De afkorting a. staat voor …
A
slagader
2
Q
I. De klemtoon bij woorden met twee lettergrepen ligt in de regel op de tweede
II. In het meervoud krijgen woorden die eindigen op -um, als uitgang -a
A
II is juist, I is onjuist
3
Q
Het tegenovergestelde van infra- is …
A
Supra-
4
Q
Hemogram betekent …
A
weergave van het bloedbeeld
5
Q
Cholelithiasis betekent …
A
galstenen
6
Q
Cytologie betekent …
A
Celleer
7
Q
Habitus is …
A
Lichaamsbouw
8
Q
Mucosa is …
A
Slijmvlies
9
Q
Permeabel is …
A
doorlaatbaar
10
Q
Neuriet is …
A
uitloper
11
Q
Vesica is …
A
blaas
12
Q
Cochlear is …
A
Lepel
13
Q
Tubus is …
A
Buisje
14
Q
Copieus is …
A
overvloedig
15
Q
Endogeen is …
A
van binnenuit ontstaan