Medisch taalgebruik Flashcards

1
Q

Macroscopische anatomie

A

De anatomie die met het blote oog zichtbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fysiologie

A

De wetenschap van het functioneren van het menselijk lichaam en de functies van de verschillende onderdelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathologie

A

Het medisch specialisme dat zich bezighoudt met het diagnosticeren van ziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Acuut/chronisch

A

Acuut is plotseling, chronisch is voor langere periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Terminaal

A

Het overlijden van een patiënt zal binnenkort plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Exacerbatie

A

Een verergering van ziekteverschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Recidief

A

Het opnieuw optreden van een ziekte, nadat deze al een lange tijd er niet meer was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prevalentie

A

Het voorkomen van een bepaald ziekteverschijnsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Incidentie

A

Het aantal nieuwe zieken of ziekten in een populaltie over een bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Curatief (behandeling)

A

Gericht op het genezen van de ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Palliatief (behandeling)

A

Er is geen genezing meer mogelijk. Vanaf nu is het remmen van de pijn het doel. En afwachten totdat het einde van iemand leven benadert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Remissie

A

Het tijdelijk wegblijven van ziekteverschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly