Botten Flashcards

1
Q

Hoeveel botten hebben we?

A

209 botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 6 functies van bot.

A
  1. stevigheid
  2. Opslag van voedingsstoffen
  3. aanhechtingspunten voor spieren
  4. voorraad van energie
  5. Vorming van bloedcellen in beenderen
  6. bescherming van organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 type beenderen.

A
  1. Lange botten
  2. Platte botten
  3. Korte botten
  4. onregelmatige botten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke tweedeling heb je in bot?

A

Je hebt spongieus beenweefsel en compact beenweefsel.
Spongieus: netwerk van benige staafjes, aan de binnenkant.
Compact: hard bot, aan de buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is osteoporose?

A

Vaak op hoge leeftijd. Het is botontkalking. Er is een disbalans tussen botaanmaak en botafbraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Osteoblast

A

Cel dat botweefsel maakt en het herstelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Osteocyt

A

Cellen die botbalkjes vormen, een matrix van osteocyten vormen veel stevigheid. Osteoblast wordt een osteocyt als die vast komt in de botmatrix.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verbindingskanaal

A

Kanaal van Haver. Een kanaal van bloedvaten die overdwars/horizontaal gelegen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Osteoclast

A

Cellen die bot eten, als er in de ruimte weinig druk is zoals de ruimte, is er minder bot nodig, dus zullen de osteoclasten actief worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

centraal kanaal

A

Volkman-kanaal. Kanaal van bloedvaten die centraal/verticaal gelegen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Periost

A

Buitenkant van het bot, bevat een buitenste vezelige laag en een binnenste cellulaire laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gewrichtskraakbeen

A

Glad laagje weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epifyse

A

Uiteindes van het bot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Diafyse

A

Middelste gedeelte van het bot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vereiste botgroei

A

Aanvoer van mineralen. Vitaminen A, D en C. Het evenwicht van calcium wordt in stand gehouden door de schildklier en bijschildklier. De schildklier maakt calcitonine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intramembraneuze ossificatie

A

Schedelnaden die mooi in elkaar groeien.

16
Q

Endochrondrale ossificatie (5 stappen)

A
  1. Kraakbeencellen in het bot worden groter.
  2. Nieuwe osteoblasten bedekken de buitenkant van het kraakbeen. met een dun laagje beenweefsel.
  3. Bloedvaten dringen het beenweefsel binnen. Nieuwe osteoblasten vormen een primaire beenkern.
  4. Beenweefsel van het middelste gedeelte wordt dikker. Het kraakbeen wordt van beide epifysen vervangen door beenweefsel.
  5. Bloedvaten dringen de epifysen binnen en vormen secondaire beenkernen.
17
Q

Appositionele botgroei

A

Osteoblasten gaan in diameter het bot groter maken. Waarbij osteoclasten het bot aan de binnenkant op eten. Zo vergoot de diameter/breedte van het bot.

18
Q

Noem 4 fracturen.

A
  1. Dwarse fractuur.
  2. Spiraal fractuur.
  3. Schuin fractuur.
  4. Verbrijzeling.
19
Q

Herstel van bot (3 stappen)

A
  1. Hevige bloeding na de fractuur er onstaat een groot bloedstolsel de fractuurhematoon.
  2. De buitenste randen worden gestabiliseerd door een periostale callus van kraakbeen en beenweefsel
  3. Het kraakbeen van de periostale callus wordt vervangen door beenweefsel.