Med. microbiologie HC3 Flashcards

1
Q

Wat is vaccinatie

A

Het induceren van verworven afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is groepsimmuniteit

A

Als een meerderheid van de individuen in een populatie immuun is voor een bepaalde infectieziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 6 type vaccins

A
  • Verzwakte complete bacteriën/virussen
  • Geïnactiveerde pathogenen
  • Toxoïden
  • Subunit
  • Geconjugeerde
  • Nucleïnezuur (DNA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekend sensitiviteit

A

Kans dat de test positief uitvalt als het monster ook echt positief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend specificiteit

A

Kans dat een test niet reageert bij een negatief monster monster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een monoklonale antistof

A

Antistoffen die afkomstig zijn van één geactiveerde B-lymfocyt. Maakt antistoffen aan gericht tegen één epitoop op een antigeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is directe agglutinatie

A

Detectie van antistoffen tegen grote cellulaire antigenen als bacteriën of erytrocyten (hemagglutinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is indirecte agglutinatie

A

Detectie van antistoffen of antigenen door gebruik te maken van antigenen/antistoffen gebonden aan grote ‘deeltjes’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is directe FAT

A

Om de aanwezigheid van een specifiek micro-organisme (antigen) in een monster te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is indirecte FAT

A

Om de aanwezigheid van een specifieke antistof na bloodstelling aan een micro-organismen te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat toont directe ELISA test aan

A

Toont antigenen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat toont indirecte ELISA test aan

A

Toont antistoffen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een adjuvans

A

Aluminium zouten die worden toegevoegd aan vaccins zodat ze beter werken. (hulpstof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat ELISA voor

A

Enzym-Linked Immunosorbent Assay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zijn TLR’s

A

Toll-like receptors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van TLR’s

A

Zorgen voor het vrijkomen van cytokines

17
Q

Wat zijn cytokines

A

Ze zetten cellen aan tot replicatie, ontwikkeling en de bestrijding van ziekten. Ze zijn “boodschappers”

18
Q

Beschrijf verzwakte complete vaccinatie

A
  • Geven vaak levenslange bescherming
  • Mazelen, rodehond of tuberculose
  • Voordelen: Antigeendoses in vivo verhoog door multiplicatie, Lijkt op een natuurlijke infectie
  • Nadelen: Immuundeficiënte personen kunnen ernstig ziek worden, Omslag naar virulentie
19
Q

Beschrijf geïnactiveerde vaccinatie

A
  • Micro-organismen zijn gedood
  • Hondsdolheid, infuenza of longontsteking
  • Nadeel: bijwerkingen van bacterieel vaccin
20
Q

Beschrijf toxoïden vaccinatie

A

Vaccinatie met de toxiden van bacteriën

  • Difterie- en tetanus
  • Nadeel: vereisen meerdere injecties en boostinjecties elke 10 jaar
21
Q

Beschrijf Subunit-vaccinatie

A
  • Gebruiken alleen de antigene fragmenten die een immuunrespons opwekken
  • Recombinant vaccins
  • Voordeel: Veilig met weinig bijwerkingen, geen replicatie
22
Q

Beschrijf geconjugeerde vaccinatie

A
  • Polysacharide-vaccins gekoppeld aan eiwitten
  • Tegen Hib, bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking
  • Voordeel: Reversie naar virulentie is onmogelijk
23
Q

Beschrijf Nucleïnezuur vaccinatie

A

Techniek waarbij “nakend” DNA in spieren wordt geïnjecteerd en leidt tot gewenste eiwitproductie

24
Q

3 manieren van productie vaccins

A
  • Dieren
  • Celcultuur
  • Kippenembryo’s