maw (a) vaardigheden Flashcards

1
Q

correlatie

A

samenhang tussen variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onafhankelijke variabele

A

oorzaak van afhankelijke variabele (aantalurenleren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afhankelijke variabele

A

(cijferexamen) variabelen zijn dingen die kunnen veranderen (er zijn drie soorten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interveniërende variabele

A

(IQ) variabele die het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele beïnvloedt, maar die niet wordt gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

operationaliseren

A

variabelen zijn niet meteen meetbaar en moeten worden operationaliseren om ze meetbaar, waarneembaar en meetbaar te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

indicatoren

A

Met een indicator maak je een variabele meetbaar op een bepaald niveau (opleidingsniveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderzoek fase 1:

A

vraagstelling. je hoofdvraag formuleren: (in hoeverre…, in welke mate…, hoe…) je baseert je onderzoek op 2 variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onderzoek fase 1:hypothese

A

voordat je je onderzoek begint noteer je je verwachtingen en stel je een hypothese (stelling) op die je in de onderzoek gaat testen: ! hoe meer van (onafhankelijke variabele), des te minder van (afhankelijke variabele).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onderzoek fase 2:

A

onderzoeksmethode kiezen: interview, experiment, enquête, literatuuronderzoek of observatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onderzoek fase 2: onderzoek eisen

A
  • betrouwbaarheid: sprake van toeval/ meetfouten
  • validiteit: mate resultaten geldig zijn en overeenkomen met de werkelijkheid
  • representativiteit
  • generaliseerbaarheid: de mate waarin je de resultaten van je onderzoek kunt toepassen op een bredere context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onderzoek fase 3:

A

informatie verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderzoek fase 4:

A

analyseren en concluderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

politiek heeft verschillende aspecten

A
  • machtsstrijd: strijd voor winnen politiek (debatten voor wetvoorstelling)
  • structuur en organisatie: instelling van de overheid gespecialiseerd (landbouw minister)
  • beleid: inrichting van de samenleving (maatregelen duurzaam energie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

systeemmodel

A

Werkt als een machine
Nadruk op eisen, steun, kansen en bedreigingen van omgevingsfactoren
Vier fases:
1: Invoer van eisen, wensen en steun
Denk aan de poortwachters (wie laat wat door?)
2: omzetting:
Omzette van invoer naar besluit. Deze fase kent 3 subfasen: (deze zijn wel een paar keer op het examen gevraagd)
Politieke agendavorming
Beleidsvoorbereiding
Beleidsbepaling
3: Uitvoer: wat komt er uit de machine?
4: terugkoppeling: feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

barriemodel

A

Realisatiemacht (mogelijkheden gebruiken om door een barrière heen te gaan)
Hindermacht (mogelijkheden gebruiken om te verhinderen dat een barrière wordt genomen)
4 barrières
1: (h)erkennen van problemen (herkennen politieke partijen de problemen, eisen en wensen van burgers?)
2: afwegen van wensen en verlangens (is het belangrijk genoeg om meteen over te debatteren? Welke urgentie heeft het probleem?)
3: besluitvorming (bepaling van beleid)
4: uitvoering (uitvoering beleid in de praktijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly